Als je opgenomen bent geweest, krijg je van de samenleving een gratis stigma

afdruiprekAltijd op de vlucht. Altijd vechten. Voor mishandeling en later ook voor behandeling. Hoeveel verschillende slaapplaatsen ze heeft gehad, weet ze niet meer. Ook niet of ze moest luisteren naar de psychiater óf naar degene bij wie ze op dat moment woonde. Wel of geen pillen slikken? Marga* (71) vertelt haar verhaal in vogelvlucht, waaruit onder meer blijkt waarom ze blij is dat ‘Tygo in de psychiatrie’ de beerput opentrekt.

“Met vijf broers en één veel jongere zus, kom ik uit een typisch jongensgezin. Dat was niet leuk, omdat je in die tijd als meisje minder waard was. Mijn moeder behandelde mij als de huisslavin en verplichtte mij tot allerlei huishoudelijke taken. Mijn broers die hier grotendeels van waren vrijgesteld pestten me en de oudste heeft zes jaar lang seksueel misbruik gepleegd. De enige ontsnapping was ergens anders wonen. Na jaren van ellende barstte de bom en de spanningen kwamen eruit.

Pillen

Ik verliet het ouderlijk huis en meldde mij ziek op het werk. De psychiater waarbij ik terecht kwam stelde de diagnose ‘depressie’. Alsof ik dat zelf nog niet wist. Wel was ik erover verbaasd dat hij pillen als oplossing zag. Een pilletje dat mijn spanningen zou oplossen en een einde zou maken aan de ellende in de familiesituatie? Maar ik dacht: hij weet het beter dan ik. En dus ging ik slikken. Totdat mijn hospes tegen me zei: ‘Laat die rotzooi uit je lijf.’ Omdat ik eigenlijk niet goed wist waarom ik die pillen moest slikken en ondertussen eraan verslaafd was geraakt, bedacht ik een plan om af te bouwen. Na een half jaar was ik er helemaal van af. Een extra drijfveer was dat ik verder wilde leren, wat met die pillen niet lukte. Dat ze wel hielpen tegen angsten, merkte ik later toen ik clean werd. Helaas ging het op de avondschool weer mis. Na drie jaar moest ik stoppen vanwege een ernstige psychische inzinking en ging zelfs weer terug naar mijn ouders.

Ongeloof

Ditmaal was het er relatief veilig omdat ik de slaapkamer deelde met mijn jongere zus en het seksueel misbruik dus niet kon doorgaan. Maar ik was overduidelijk niet meer welkom in het gezin. Al na enkele maanden vond mijn therapeut van het RIAGG het beter dat ik werd opgenomen in de psychiatrische kliniek, om ‘tot rust te komen’, zo adviseerde hij. Het werd me allemaal zo mooi voorgespiegeld! Ik werd vrijwillig opgenomen, kreeg een kamer toegewezen en ik moest mijn pillen, die ik toen weer had, inleveren. Dat vond ik al vreemd. De belletjes gingen pas echt rinkelen toen bleek dat de deur van de afdeling op slot zat. Ik was dus opgesloten! En dat noemen ze dan vrijwillige opname! Ik was erin geluisd.

“Ze noemden alles therapie. Waarom zeggen ze niet gewoon zwemmen en muziek?”

We moesten daar aan allerlei activiteiten deelnemen, maar ik vond dat ik mijn tijd aan het verdoen was. Alles noemden ze therapie, zelfs zwemmen. Zwemmen is toch voor iedereen goed? En waarom moest ik planken schilderen als er niet over het seksueel misbruik kon worden gepraat? Hier zou ik niet beter worden dus vertrok ik ‘vrijwillig’ weer naar mijn ouders, waar de sfeer niet beter was dan in de kliniek. Er was één groot verschil: thuis had ik geen stigmatiserend woonadres.

En de volgende

Hoe ik verder met mijn leven moest wist ik niet. Ik had me aangemeld voor een ambulante therapiegroep voor jongeren. Daar hoorde ik van een groepslid over een Neurosekliniek, één van de betere klinieken van het land en ik meldde me aan. Thuis had ik een zware hersenschudding opgelopen nadat ik één keer niet wilde afwassen. Een van de broers vond dat hij mij moest corrigeren en haalde uit.

Ten slotte mocht ik naar de Neurosekliniek. Maar ook dat werd een teleurstelling, vooral door het gedrag van medebewoners. Door een kamergenote werd ik bijvoorbeeld bijna in elkaar geslagen. Nadat ik was bijgekomen in een isoleercel en naar een eenpersoonskamer mocht, zorgden jaloerse medebewoners ervoor dat mijn kamer werd leeggehaald en mijn spullen op de gang werden gedumpt. Huilend heb ik de kliniek verlaten. In de trein vroeg de conducteur niet eens naar mijn kaartje. Mijn vlucht eindigde bij de crisisopvang ruim 100 km verder.

Daarna ging het, mede dankzij de wat betere behandelingen in de kliniek, redelijk goed. Ik kon een universitaire studie afmaken, vond parttime betaald werk en kon me enigszins redden in de samenleving. Maar na verloop van tijd begonnen onverwerkte trauma’s op te spelen. Mijn toestand verergerde en bovendien werd ik alcoholverslaafd. Ik zocht weer hulp, eerst ambulant maar uiteindelijk werd ik opgenomen in een Beschermende Woonvorm. Het was afschuwelijk om daar te wonen. De woonbegeleiders van de instelling waren niet deskundig in mijn problematiek. Ik had last van waanideeën en dacht dat ik de duivel was. Een duivel heeft geen recht op een goede behandeling en daarom klaagde ik niet over de slechte zorg. Na een aantal jaren verdwenen de waanideeën en toen trok ik alsnog aan de bel over de slechte behandeling. Naast de overlast van rokers, bestond het eten uit veel junkfood en blikgroente, terwijl gezonde voeding juist belangrijk is voor mensen met psychische problemen.

Lastige patiënt

De strategie van het management bij lastige patiënten: uit huis plaatsen of overplaatsen. Hun eerste poging tot uithuisplaatsing heb ik kunnen tegen houden met behulp van een jurist. Maar ze hielden voet bij stuk. Dan maar overplaatsing. Ze stopten me in een appartement voor twee personen, in een andere stad. De man met wie ik keuken, wc en doucheruimte moest delen, bleek seksverslaafde. Hoe dom kun je zijn? Een slachtoffer van seksueel misbruik bij een seksverslaafde plaatsen. Dat moest mis gaan.

Zijn opvolgster bleek een agressieve vrouw die me met een mes wilde vermoorden. Ze krijste zo hard dat er hulp kwam van de begeleiding. Voor die vrouw ja, niet voor mij. Ze lieten me aan mijn lot over.

Die pet past ons allemaal

Ik wilde aangifte doen maar de politie weigerde om mijn aangifte op te nemen, omdat ‘de instelling dit probleem moet oplossen’. Werkelijk. Kon ik weer vertrekken. Natuurlijk ben ik niet meer teruggegaan naar het appartementje vol gevaren. Zeven keer ben ik bij de zogenaamde Onafhankelijke Klachtencommissie (zonder cliënt-vertegenwoordiging!) geweest en een paar keer zelfs gelijk gekregen. Mijn leven bestond uit vluchten en vechten.

Na deze ellendige psychiatrische zorg heb ik ondersteuning gekregen vanuit de WMO (Wet Maatschappelijke Ondersteuning). Daar ben ik heel dankbaar voor. Met de daarna ingezette EMDR – en 3D-therapie kon ik eindelijk beginnen met traumaverwerking. Twee begeleiders van de WMO komen elke week. Dat geeft me stabiliteit. Ik woon nu zelfstandig in een fijn seniorenhuisje en heb mijn leven redelijk op orde. Echter, ik blijf tegen probleempjes aanlopen. Eén begeleider kent me al tien jaar. Hem was opgevallen dat de geboden hulp keer op keer niet werd afgestemd op wat ik nodig had. Ook viel hem op hoe schrijnend mijn verhaal is. En ik ben niet de enige. Ik vind het bijzonder goed dat Tygo (in de psychiatrie) de beerput open trekt. Hij durft de schrijnende toestanden te laten zien. Het is de hoogste tijd dat er iets gedaan wordt.”

* Vanwege privacyredenen zijn namen en details aangepast.