Het is acht jaar geleden dat Elisabeth* (57) werd overvallen door een burn-out. Vier jaar later vertelde haar psychiater dat ze een bipolaire aandoening had. En nu zijn er twijfels. Hoe een, lang onopgemerkte, lichamelijke aandoening, invloed heeft op je geestelijke gesteldheid en mogelijk ook op je diagnose. Want klopt die nu wel of niet? Het verhaal van Elisabeth.
Ineens opgebrand
“Ik was altijd heel energiek, had een fulltime baan, een gezin met vier kinderen en een druk sociaal leven; ik voelde me een alleskunner. Een burn-out vond ik ook echt niet bij mij passen, maar het overkwam me wel, vrij plotseling. Op mijn werk liep ik vast en een al langer sluimerend probleem in de privésfeer kwam meer en meer op de voorgrond. De burn-out raakte me hard, het haalde me onderuit. Met behulp van intensief sporten en antidepressiva kwam ik er toch vrij snel weer bovenop. Er volgde een re-integratietraject en vier maanden nadat ik was uitgevallen werkte ik weer fulltime. Dat voelde toen goed, al had ik achteraf gezien misschien wel meer tijd nodig gehad om te herstellen.”
Een trauma
In het jaar wat volgde viel Elisabeth weer twee keer terug; weliswaar minder diep dan voorheen, maar voor haar voldoende redenen om ontslag te nemen en een werkgever te zoeken die beter bij haar paste. Elisabeth vertelt: “Het was zeker niet alleen het werk wat ervoor zorgde dat ik uit balans raakte. Een paar jaar voor mijn burn-out kwam er iets boven tafel in mijn leven wat mij veel bezig hield. Ik was er erg door van slag en nog steeds kan het mij behoorlijk raken. Ik ga er liever niet dieper op in maar het heeft behoorlijke sporen achtergelaten; ik durf het gerust een trauma te noemen.”
“Alleen voor het avondeten kwam ik mijn bed uit”
Was er meer aan de hand?
Na haar vrijwillige ontslag had Elisabeth binnen twee maanden weer nieuw werk gevonden. Ze begon voortvarend: met succes volgde ze enkele intensieve trainingen en behaalde ze de noodzakelijke examens. Maar van lange duur was dat niet, ook bij deze baan liep Elisabeth tegen haar grenzen aan. Haar huisarts verwees haar door naar een psychiater. “Al eerder hadden mijn huisarts en psycholoog dit voorgesteld maar ik had het constant afgehouden. Nu was ik er klaar voor; het was noodzakelijk, het kon zo niet langer.” De psychiater constateerde dat ze hypomaan (red.: een lichte vorm van een manie) was en Elisabeth kreeg de diagnose bipolaire aandoening; ze startte met Lithium als medicatie. “Vanaf dat moment, nu ongeveer vier jaar geleden, ben ik in een bizarre cyclus terechtgekomen. Voor twee weken was ik dan dodelijk vermoeid, echt uitgeput; ik lag bijna 24 uur per dag op bed. Alleen voor het avondeten kwam ik eruit, dat was een afspraak die ik had met mijn man. Na die twee weken volgden drie weken dat ik weer normaal kon functioneren om vervolgens weer keihard onderuit te gaan en twee weken op bed te liggen. Dat patroon bleef zich maar herhalen, ik kon de klok erop gelijk zetten. Uiteindelijk heeft het bijna drie jaar geduurd.
Het was een zware periode waarin we van alles geprobeerd hebben om me stabiel te krijgen. Ik veranderde van medicatie (ook noodgedwongen omdat de Lithium mijn nierfunctie aantastte), ik ging voor een second opinion en consulteerde andere specialisten, een gynaecoloog en neuroloog. Het was zoeken, zoeken, zoeken. Uiteindelijk, door stom toeval, is er een cyste op mijn eierstokken ontdekt. Ik had een scan gekregen omdat mijn ontstekingswaarden erg hoog waren. Op die scan bleek dat de oorzaak een dikke darm perforatie was, en werd bij toeval ook de cyste ontdekt, een cyste van acht bij acht centimeter. Ze hebben deze toen verwijderd en sindsdien is het patroon van twee weken op bed en drie weken normaal functioneren, geheel verdwenen.”
PCOS
Terug bij haar psychiater viel de term polycysteus-ovariumsyndroom (PCOS). “Twee symptomen die bij PCOS kunnen voorkomen zijn stemmingswisselingen en extreme vermoeidheid. Dit bracht mij, en nog steeds, aan het twijfelen over mijn diagnose, temeer omdat ik me nooit depressief heb gevoeld in die drie jaar dat ik om de twee-drie weken dagen achtereen in bed lag. Ik was vooral moe, extreem moe.” Ook haar psychiater vond haar klachten in die periode niet specifiek bij een depressie passen. “Ze was er redelijk zeker van dat de cyste de oorzaak was geweest en stelde voor om de medicatie af te bouwen. Ik vond dat een spannende stap en wilde eerst wat langer stabiel zijn voor dat ik daaraan zou beginnen. Inmiddels heb ik de antidepressiva afgebouwd en ben ik bezig met het verminderen van de Depakine. Dat gaat vooralsnog prima; ik merk eigenlijk niks van het afbouwen.”
“Ik heb geen garantie of mijn diagnose juist is”
Twijfels, hoe nu verder?
“Volgens de richtlijnen heb ik een bipolaire aandoening, ik ben tenslotte hypomaan geweest, ook al was die episode zeer waarschijnlijk geïnduceerd door het gebruik van antidepressiva. En díé diagnose achtervolgt mij nu. Tot mijn 48ste heb ik een normaal, gelukkig leven gehad; dat zou ik graag weer terug willen. Ik wil weten of ik ook echt een bipolaire aandoening heb en of ik weer datgene kan doen wat ik gewend was te doen. Want een leven met die diagnose betekent dat ik mijn dagen zo moet inrichten dat de kans op ontregelingen minimaal is. Maar eigenlijk denk ik dat niemand mij die garantie kan geven en dat alleen de tijd het zal leren. Tot die tijd zal ik moeten ontdekken wat goed voor mij is, stap voor stap.”
* Vanwege privacyredenen zijn namen en details aangepast.