Op haar 43e kreeg Janka haar dossier onder ogen en las ze over haar tweeënhalf jaar durende opname als zestienjarige puber. Dat wat ze lange tijd had verdrongen kwam langzaamaan aan de oppervlakte. Puzzelstukjes vielen in elkaar en beelden van toen overspoelden haar. Het was onvermijdelijk, ruim 25 jaar nadat de misstanden hadden plaatsgevonden, kwam de klap. Ze had zichzelf al die jaren voorgenomen nooit meer een stap te zetten richting de psychiatrie, nu had ze geen keus.
“In 2000 las ik mijn dossier. Het drong niet direct tot me door; het leek net alsof het over iemand anders ging. Toch bleef het onderhuids sudderen en realiseerde ik me meer en meer wat ik doorstaan had. Als licht ontspoorde puber was ik opgenomen geweest. Veertien dagen was de bedoeling, maar die veertien dagen werden tweeënhalf jaar. Het waarom was onduidelijk. Een echte diagnose had ik niet, matig tot zwakbegaafd stond er in het dossier. Ik was een rebelse puber die af en toe wegliep en in paniek schreeuwde terug naar huis te willen. Maar helaas, het was voor hun juist een reden om keer op keer mijn opname te verlengen. Een opname die samenging met medicatie, zware medicatie, in extreem hoge doseringen. Ook dit was niet duidelijk waarom, het gebeurde gewoon. Misschien dat ze geen idee hadden wat er werkelijk speelde en was medicatie voor hun de enige mogelijkheid om mij onder de duim te houden. Maar ik had heel wat anders nodig. Als ze echt hadden geweten waar mijn geschreeuw vandaan kwam dan hadden ze misschien anders gehandeld. Ik weet het niet…
“Mijn klachten kwamen voort uit hospitalisatie
en fors medicatiegebruik.”
Strijdvaardig
Hoe meer de tekst in mijn dossier tot me doordrong hoe sterker ik de impact van mijn opname ervoer. Het was een helse pijn. Ik kreeg ernstige PTSS-klachten, werd zwaar depressief, en viel voorgoed uit op m’n werk, tot op de dag van vandaag. Maar ik moest wat met het onrecht wat mij was aangedaan. Ondanks mijn depressie en PTSS-klachten stapte ik strijdvaardig naar de klachtencommissie van de instelling. Dat liep uit op een deceptie; ze toonden geen begrip. Ik kan me enkele woorden nog herinneren: ‘ze hebben gehandeld in de tijdgeest van toen’, ‘de tweeënhalf jaar waren terecht’. Dat kwam binnen, ik voelde me absoluut niet gehoord.
Misbruik
Mijn moeder wist dat ik terug naar huis wilde. Hoe vaak heb ik haar wel niet gesmeekt mij mee te nemen. Maar ze had geen keus. Zij hoorde het relaas van mijn behandelaars: ‘het gaat echt goed mis met uw kind als ze weer terug thuis zou zijn, deze opname is voor haar de meest veilige oplossing.’ Maar veilig was het allerminst, ik werd misbruikt. Anderhalf jaar lang, veelvuldig, door mijn arbeidstherapeut. In de instelling, bij hem thuis, in de auto, onder de douche, overal waar mogelijk. En ik zweeg. Natuurlijk zweeg ik, ik was een opstandige puber, opgenomen in een psychiatrische instelling, wie zou mij geloven? En ik wist niet beter, ik denk dat ik niet eens besefte dat het misbruik was. Daar zorgde hij wel voor…
“Regelmatig voel ik zelfs de drang om de trauma’s te ontkennen.”
Geen erkenning
In 2013 ging ik opnieuw naar de instelling en sprak ik met een bestuurder. Ik kreeg de mogelijkheid mijn dossier te laten onderzoeken door een onafhankelijke partij. Dat deed ik en de resultaten spraken voor zich. De hoogleraar psychiatrie, die het onderzoek had gedaan, beschouwde mij als een zestienjarige puber met gedragsproblemen waarvoor orthopedagogische behandeling gewenst was geweest. Hij concludeerde dat er geen enkele basis voor mijn langdurige opname en stevige medicatiegebruik was. En als ik gedurende mijn verblijf in de inrichting klachten vertoonde, kwamen die volgens hem voort uit hospitalisatie en, zelfs voor die tijd, fors medicatiegebruik.
Met het rapport van de hoogleraar ging ik naar de instelling, maar ik voelde me opnieuw totaal niet gehoord. Ik ontving een brief van hun advocaat waarin stond dat ze aan de uitkomsten geen conclusies wilden verbinden; excuses, erkenning en schadeloosstelling komen er niet. Met als argumenten dat de zaak is verjaard en het misbruik niet voldoende aannemelijk wordt gemaakt. Het onbegrip die ik bij hun voelde als ik over erkenning of enige vorm van financiële compensatie begon, maakt mij nog steeds onmachtig.
De GGZ bestaat uit hokjes
Mede door de langdurige strijd met de instelling en de zware traumabehandeling verergerden mijn klachten en deed ik in 2016 een suïcidepoging. Een opname van zeven maanden volgde. Na mijn ontslag was er niet de gepaste hulp. Ik paste niet in de geijkte hokjes en kwam erachter dat de psychiatrische zorg niet goed aansluit bij 60-plussers: ik was én oud én zwaar getraumatiseerd, en dat zijn twee lastige ‘vakgebieden’. Dus ging ik zelf op zoek. Vaak is het “gokken en uitproberen” wat de beste therapie is. Na een opname van twee weken voor zware traumabehandeling in 2020, voelde ik me slechter dan ervoor, met blijvende gevolgen tot op heden. Uiteindelijk vond ik een psycholoog bij wie ik nu lichaamsgerichte traumatherapie (sensorimotor) volg.
Diepe sporen
De trauma’s hebben diepe sporen achtergelaten. En niet alleen het misbruik is zwaar traumatiserend geweest. Er was ook sprake van voortdurend psychisch geweld in een uitzichtloos verblijf. Door de verkeerde diagnoses werd ik gestigmatiseerd en als mens niet serieus genomen. Ik voelde me aan mijn lot overgelaten. Ik werd niet gehoord of gezien door behandelaars en medewerkers; ik heb me daar gevoeld als een zeer naar, lastig, ongewenst iemand, niet noemenswaardig, niet betekenisvol, niet bestaanswaardig en heel, heel alleen. De enorme impact draagt ver en is breed, tot op heden.
De impact op mijn gezin
Het is zwaar om aan de trauma’s te werken; ze zitten verankerd in mijn lichaam, al ruim veertig jaar. Regelmatig voel ik zelfs de drang om ze te ontkennen. Puur omdat ik de gedachten niet aankan. En de trauma’s treffen niet alleen mij maar ze hebben ook een grote impact op mijn man en zoon. Tegen aanraking kan ik bijvoorbeeld niet meer. Mijn ‘gezonde’ kant wil het dolgraag, maar mijn lijf blokkeert. Ook voor onze zoon van 23 is de impact groot. Mijn trauma heeft zich uitgebreid als een kring, alsof je een steen in het water gooit…
Een klein beetje lucht
Ik ben me in de loop der jaren steeds meer gaan afzonderen. Ik laat m’n honden een aantal keer per dag uit en twee keer per week doe ik boodschappen. Dat is wat ik buiten kom. Ik zou het graag anders willen, maar dat kan niet. Inmiddels weet ik dat het nooit overgaat. De therapie die ik nu volg gaat nog jaren duren. Ik doe het in heel kleine stapjes om niet te hertraumatiseren. Wat ik hoop is dat het een klein beetje meer lucht gaat geven, dat aanraking weer kan, dat ik meer contacten krijg en dat ik me meer kan bezighouden met mijn kunst. Dat zou ik graag willen. Daar ga ik voor.’’
*Omwille van privacy zijn namen en herkenbare details aangepast.
Zie je het leven niet meer zitten? Of maak je je zorgen over een ander? Neem dan gratis en anoniem contact op met de hulplijn van 113: bel 0900-0113 of chat via www.113.nl.