Jarenlang cijferde Naomi* (34) zichzelf weg. Ze had nooit geleerd haar emoties serieus te nemen. Ze werd depressief en trof hulpverleners die haar schild niet wisten te doorbreken. Uiteindelijk bleek groepstherapie haar goed te doen. Naomi doorliep een intensief proces waarin ze leerde om gevoelens te accepteren en te delen.
“Ik vond het moeilijk om mezelf belangrijk te vinden. Dan werd je bij ons thuis al snel egoïstisch gevonden en dat mocht niet. Het moest gezellig zijn; ‘Vertel eens hoe leuk het was op school?’ Als ik verdrietig was dan werd dat snel weggewuifd. Na de basisschool ging ik naar het gymnasium en daarna heb ik biologie gestudeerd. Niet omdat het moest, het is de combinatie van mijn karakter en opvoeding waardoor ik mijn keuzes maakte. Maar ik had het wel fijn gevonden om te horen dat ik ook diëtiste kon worden of in een bloemenwinkel kon gaan werken. Praktische beroepen passen veel beter bij me.
Gezien worden
Op mijn 18e werd ik depressief en kwam ik op een PAAZ terecht na een zelfmoordpoging. Daar kreeg ik verschillende behandelaren aan wie ik elke keer opnieuw mijn verhaal moest vertellen. Dat is überhaupt al vermoeiend, maar als je zo ziek bent is dat slopend. Het was beter geweest als ik een centrale behandelaar had gehad.
Ook al waren de mensen om me heen met me begaan, ik liet mezelf niet zien. Ze waren erg geschrokken toen ik de suïcidepoging deed. Dat zagen ze niet aankomen. Pas op mijn 30e, na mijn 3e zelfmoordpoging, ging ik naar een goede kliniek waar ik de juiste behandeling kreeg. We kwamen erachter dat er persoonlijkheidsproblematiek achter mijn depressies schuilt. Ik ging in groepstherapie en de therapeuten prikten toen wel door me heen. Ze zeiden dingen als: ‘Je bent veel te veel bezig met anderen. Wat speelt er bij jou?’ Door alle confrontaties met anderen voelde het als een spiegeldoolhof. Dat vond ik heftig maar leerzaam. Ik leerde om me kwetsbaar op te stellen, dat mijn emoties er mogen zijn en hoe ik verbinding kan maken met anderen.
Toestemming om niet aan te passen
De ommekeer kwam toen een therapeut tegen me zei dat zij toestemming gaf om me níet aan te passen. Toen drong het tot me door dat ik ook met mezelf bezig mocht zijn. Er kantelde iets bij me en ik begon te leren om mijn grenzen te bewaken. Dat was wennen, voor mij en de mensen om mij heen. Maar als iemand mijn grenzen niet kon accepteren, dan voelde ik ook dat die persoon niet bij me paste. Ik leerde om iets meer een ‘fuck you’ houding aan te nemen.
Opnieuw beginnen
Na de therapie wilde ik opnieuw beginnen. Ik was redacteur, maar dat was niet mijn passie. Het gaf me een goed gevoel om met mensen te werken en daarom ben ik de cursus ‘Werken met eigen ervaring’ gaan volgen. Dat vond ik spannend. Zou ik me niet teveel bezighouden met anderen en mezelf weer kwijtraken? Ik werk nu als ervaringsdeskundige, waarbij ik mensen begeleid en ondersteun in hun herstel. Het zal altijd mijn valkuil blijven om teveel met anderen bezig te zijn en mezelf te vergeten. Maar het is tegelijkertijd mijn kracht in mijn werk, ik kan me vaak goed inleven in anderen. Op het werk mag ik me juist richten op anderen en als ik dan thuis kom, zorg ik dat ik weer even bewust stil sta bij mezelf. Heb ik iets nodig? Vraag ik me dan af. Het is fijn om te voelen dat ik bijna altijd beter van mijn werk kom dan dat ik erheen ging. Na vier uur werken ben ik wel kapot. Het blijft dus moeilijk als mijn collega’s nog een teammiddag hebben. Dat is voor mij geen optie. De kwetsbaarheid blijft.
Ook op mijn werk hoor ik vaak van patiënten dat ze zich niet gezien en gehoord voelen en daarmee het gevoel krijgen dat ze niet serieus genomen worden. Als iemand bijvoorbeeld één keer lacht, krijgt de persoon al snel het stempel ‘het gaat beter’ opgeplakt. Terwijl af en toe lachen helemaal niks over je binnenwereld hoeft te zeggen. Ik probeer daarom zelf om altijd van de ander uit te gaan en niet van mijn eigen aannames. Op het moment dat iemand vraagt: ‘hoe heb jij dat gedaan?’ dan vertel ik over mijn ervaringen. Dat herinnert mij aan de technieken die mij geholpen hebben. Het draagt dus ook bij aan mijn eigen herstel.
Kijk naar de mens als geheel
Wie ik ben als persoon, bleef te lang buiten beeld. De psychiater, die meestal de hoofdbehandelaar is, heeft vaak per week maar een paar minuten tijd, of soms zelfs nog minder. Hoe kan hij of zij dan een persoon doorgronden en weten wat diegene heeft?
“Een centrale behandelaar zou iemand moeten zijn
die veel vaker contact heeft.”
Ik heb vaak het gevoel dat er teveel nadruk wordt gelegd op de diagnose en medicijnen. Er zou veel meer aandacht moeten zijn voor de mens als geheel, zijn netwerk en wat iemands leven de moeite waard maakt.
Het klinkt misschien raar, maar mijn depressie heeft me geholpen. Ik werd stilgezet, dit ging niet langer. Mijn droom is nu om muziek te verweven in mijn werk. Tijdens zomerworkshops maakte ik muziek met een groepje mensen. Daarvan hoorde ik terug dat er een verbinding tot stand kwam. Mijn lange weg deed me inzien dat verbinding met andere mensen het leven voor mij zinvol maakt.”
* Omwille van privacy zijn namen en herkenbare details aangepast.