Nina* (59) heeft altijd het gevoel gehad dat er lichamelijk iets niet helemaal klopte. Ze besefte dat het te maken moest hebben met iets wat in het verleden was gebeurd. Ook vermoedde ze dat haar familie er mee te maken had. Maar wat er precies was voorgevallen en waarom haar dat zo belemmerde in het dagelijks leven, wist ze niet. Pas op haar zesendertigste werd duidelijk wat er aan de hand was. Vanaf dat moment begonnen de puzzelstukken in elkaar te vallen en nam ze een aantal beslissingen die haar leven zouden veranderen.
“Vanaf mijn zeventiende was ik vaak moe en ik sleepte me een beetje door het leven. Ik was bovendien onzeker en daardoor verloor ik een goede vriendin. Ik kon me niet uiten zoals ik was. Het was alsof er en kloof bestond tussen hoe ik me voelde en hoe ik me voordeed. Thuis speelde ik een soort moeder voor mijn broers en zussen, want ik zag dat als mijn verantwoordelijkheid. Er was geen ruimte voor mijn eigen verhaal. Ik vond het moeilijk om anderen te vertellen wat mij dwars zat en ik kon ook niet boos worden. En ik weet nog dat ik dacht: zo ga ik nog veel vriendschappen verliezen. Ik vond dat een vreselijke gedachte.
In de schaduw van mijn man
Ik had een aantal ontmoetingen die achteraf gezien belangrijk waren. Eerst met een studiegenoot, die opmerkte dat ik waarschijnlijk ontzettend eenzaam was geweest als kind. En later vertelde iemand me dat het te maken had met mijn buik. Ik legde dat naast me neer, maar ik heb het altijd onthouden. Het stond allemaal ook erg haaks op mijn zwaar christelijke opvoeding. Met mijn man, die predikant werd, kon ik het er niet over hebben. En al had ik zelf afstand genomen van die wereld, ik bleef hem steunen en zorgde ondertussen voor onze jonge kinderen. Verder trok ik me terug om als beeldend kunstenaar te werken. In mijn eentje op mijn atelier voelde ik me goed. Zo leefde ik in de schaduw van mijn man en ik vond dat fijn. Maar ik raakte daardoor ook in een isolement. Er was niemand die snapte waar ik mee bezig was en wat mijn kunst voor mij betekende. Tegelijkertijd leek ik voor de buitenwereld een tevreden mens.
Soort geboorte-ervaring
Op zeker moment kreeg ik lichamelijke klachten. Mijn linkerzijde voelde verlamd, ik had een beginnende reuma en later kreeg ik enorme rugpijn. In zekere zin waren die pijnen mijn redding, want daardoor moest ik op een dieper niveau iets aangaan. Mede door yoga merkte ik dat die fysieke blokkades feitelijk emotionele blokkades waren. De grote doorbraak kwam op mijn zesendertigste, bij een therapeut die mijn littekens prikte. Hij spoot daar een stof in, waardoor afvalstoffen vrij kwamen. Bij één consult prikte hij in mijn buik en dat bracht een soort geboorte-ervaring op gang. Ik was helemaal van de kaart. Daarna belde ik mijn moeder en toen kwam het hele verhaal eruit.
Onverdoofd behandeld
Mijn moeder vertelde mij dat ik als baby een grote moedervlek op mijn buik had gehad. Die is op advies van de dokter een keer of veertig behandeld met fosfor. Die behandelingen vonden onverdoofd plaats en ik schreeuwde het elke keer uit. Waarop mijn moeder zei: ‘het kind heeft pijn.’ Maar in die tijd dacht men dat kleine kinderen en dieren geen pijn konden voelen. Mijn moeder had er vreselijk onder geleden, om jaar in jaar uit maandelijks met een krijsend kind naar het ziekenhuis te gaan. Ze vond het lastig zich in mij te verplaatsen en vroeg vooral aandacht voor haar eigen verdriet. Daardoor raakte ik vervreemd van mijn moeder.
Structurele verandering
Na deze ontdekkingen kreeg ik gedragstherapie en slikte ik medicijnen. Maar omdat ik een structurele verandering wilde, ben ik zelf op onderzoek uit gegaan. Zo kwam ik terecht bij een orthomoleculaire therapeut. ‘We beginnen met het gootje’, zei ze, en ze gaf me middelen om mijn nieren en blaas schoon te maken. Ik geloof dat als je cellen zich elke zoveel maanden of jaren vernieuwen, het zaak is de juiste informatie door te geven aan de nieuwe cellen, zodat ze zich kunnen herstellen. Ik liet ook een darmonderzoek doen en daardoor begreep ik wat een enorme impact je spijsvertering op je gedrag heeft. Telkens kreeg ik psychiatrische labels opgeplakt en uiteindelijk bleek de oplossing niet in de psychiatrische hoek te vinden. Ik genees mijn geest nu via mijn lichaam.
Mijn ouders vergeven
Ik heb het al die tijd zelf willen oplossen. Die koppigheid is ontstaan door de vroege ziekenhuisbezoeken. Ik vertrouwde artsen niet. En ik vertrouwde mijn moeder niet. Dat wantrouwen is door de omstandigheden zo gegroeid, want eigenlijk is dat niet mijn karakter. Van nature ben ik meegaand. Op gegeven moment realiseerde ik me dat als ik hier echt uit wilde komen, ik ook mijn moeder moest vergeven. Ik heb toen een familieopstelling gedaan en prompt daarna hadden we een familie-etentje.
“Ik weet nog goed hoe ik daar zat en plotseling merkte
dat ik mijn moeder begreep.”
Dat is inmiddels acht jaar geleden en ik heb nu beter contact met mijn ouders. Ook sinds ik eindelijk uit de schaduw van mijn man stapte, en nu in een scheiding beland ben, steunen ze mij. Ik ben totaal veranderd, maar het blijft altijd zoeken en hard werken om de balans te houden. Dat is noodzakelijk, maar het is ook een avontuur.”
* Omwille van privacy zijn namen en herkenbare details aangepast.