Opnieuw leren leven: dertig jaar verslaafd na een traumatische jeugd

De ouders van Arno (55 jaar) leerden elkaar kennen in Duitsland. Daar ontmoette zijn Duitse moeder Arno’s vader die daar tijdelijk was voor werk. Ze werden verliefd, vertrokken naar Nederland en stapten in het huwelijksbootje. Maar al snel bleek Arno’s vader niet de man waar zijn moeder verliefd op geworden was; hij dronk veel en had losse handen. Arno’s moeder werd veelvuldig mishandeld. Toch bleven ze bij elkaar en kregen ze drie kinderen; Arno was de middelste. Zijn jeugd was traumatisch: Arno’s vader gedroeg zich als een tiran. Op zijn achtste gingen zijn ouders uit elkaar. Arno bleef bij zijn moeder maar de verwaarlozing en mishandeling zette zich voort. Nu was zijn moeder de dader.

Arno vertelt hoe zijn jeugd hem heeft gevormd en hoe hij tot zijn vijfenveertigste altijd op de vlucht was. Als kind was zijn veilige plek in bed of in zijn zelfgebouwde hutje in het bos, als volwassene vond hij troost en rust in gokken en drugs. Hij was ruim achtentwintig jaar verslaafd. Hoop op een ander en beter leven had Arno al lang niet meer. Bepalend voor zijn herstel waren veiligheid, het vertrouwen dat hij kreeg van de hulpverlening, dat hij als mens centraal stond en zijn eigen intrinsieke en extrinsieke motivatie. Het is een herstelverhaal zonder klinische opnames en medicatie.

Een afgestompt, emotieloos kind

“Als kind zocht ik veiligheid boven in mijn bed. Als ik daarin lag en het was stil in huis, dan was het goed. Zo gauw ik eruit kwam en naar beneden liep, begon het. Het was altijd maar afwachten wat er dan precies ging gebeuren. Het kon zijn dat ik genegeerd werd, andere keren werd er tegen me geschreeuwd, en net zo vaak werd ik geslagen. Ik weet eigenlijk niet eens wat ik het ergste vond. Misschien raakte het me zelfs niet eens meer na verloop van tijd. Ik was denk ik zo afgestompt, had zo’n schild om me heen gebouwd, dat ik niks anders kon dan het ondergaan, emotieloos.

Als baby was het al begonnen, alleen toen werd mijn behoefte aan liefde de kop ingedrukt met eten. Ik was een huilbaby, en om mij stil te krijgen bleef mijn moeder míj voeden. Dat hielp. Ook op school had ik het al vroeg moeilijk, ik was een dikke kleuter en werd daarom gepest. Later werd ik ook bespot om mijn Duitse moeder.”

“Ik wil jou niet”

“In mijn puberteit werd ik onhandelbaar en thuis bij mijn moeder trok ik het niet meer. Mijn vader had altijd gezegd dat ik bij hem welkom was en ik besloot naar hem toe te gaan maar het bleken loze woorden toen ik voor zijn deur stond. “Ik wil jou niet”, was alles wat hij tegen mij te zeggen had. Ik was ongewenst, thuis, bij mijn vader, en op school was dat niet veel anders. Voor overdag had ik nu ook een veilig plekje nodig. Ik bouwde een houten hutje in een bos. Daar bracht ik uren, dagen door, en in de avond ging ik weer naar huis. Op 15-jarige leeftijd werd ik ook nog door vier volwassen mannen met honkbalknuppels toegetakeld. Ik liep over een zebrapad en ineens stonden ze om me heen. Ik zag de mannen en de klappen niet aankomen. Ik weet nog steeds niet wie het waren en waarom ze mij mishandelden. Ook deze ervaring heeft een grote impact op mij gehad, zelfs op straat was ik niet meer veilig.”

Een verslaving overkomt je niet zomaar

Op zijn zeventiende ging Arno bij de marine. Daar kwam hij voor het eerst in aanraking met drugs. “Ik begon hier met blowen; dat werd mijn eerste verslaving. Na mijn marine-opleiding ontdekte ik gokken. Het spel verdoofde mij, het onderdrukte mijn nare gedachtes en gevoelens. Het duurde vier jaar voordat ik hulp zocht. Niet voor mijn verslaving, want dat probleem onderkende ik niet, maar simpelweg omdat mijn geld op was. Het was het begin van diverse verslavingen, zelfhulpgroepen en klinische opnames. Symbool hiervan waren de slingers die bij de zelfhulpgroep voor mij werden opgehangen nadat ik één jaar gokvrij was. Wat ze daar niet wisten was dat ik mijn gokverslaving inmiddels had ingeruild voor een andere verslaving, cocaïne. Vervanging is een logisch gevolg bij symptoombestrijding.”

“Ik was een boekhouder met vuurwapens in zijn achterbak”

“Op het oog had ik best een standaard leventje. Ik werkte als boekhouder, had een vriendin en een eigen huis maar ik stond ook dagelijks op de stoep bij mijn dealers. Zij gaven mij een gevoel dat ik nooit eerder gekend had: een thuisgevoel. Ze waren als familie voor mij maar ondertussen bouwde ik ook een schuld bij hen op. De rekeningen van mijn vaste lasten thuis kon ik ook niet meer betalen; het was een komen en gaan van deurwaarders. Ik ging ervan uit dat mijn ‘drugsfamilie’ voor me klaar zouden staan maar het tegendeel was waar. Langzaamaan werd ik meegetrokken in hun wereldje; ik wist te veel en ik was ze een behoorlijk bedrag schuldig. En zo ging ik noodgedwongen vuurwapens en drugs voor hen vervoeren maar het kon niet voorkomen dat ik mijn huis, mijn vriendin en ook mijn werk kwijtraakte. Uit pure wanhoop meldde ik me aan voor een behandeling. Uiteindelijk verbleef ik acht maanden in een kliniek. Vanuit de kliniek ging ik naar een beschermde woonvorm. Ik had al maanden niet meer gebruikt maar het eerste waar ik aan dacht was drugs toen ik de deur van mijn nieuwe verblijf achter me dicht deed. Een dealer had geen cocaïne bij zich dus toen kocht ik heroïne. Ik had dat nog nooit gebruikt en snoof in één keer voor 20 euro heroïne op. Het gevolg was dat ik een overdosis nam. Ik werd snel gevonden en na 9 dagen op de intensive care was ik weer redelijk opgeknapt. Terug naar de beschermde woonvorm kon niet meer; daar was geen plek voor verslaafden. Zo belandde ik op straat. Binnen de kortste keren was ik verslaafd aan crack en heroïne. In de jaren daarna werd ik nog twee keer opgenomen in een kliniek en volgde ik 15 jaar een methadonprogramma maar kreeg ik óók een sociale huurwoning en kwam ik onder budgetbeheer.”

Het einde leek heel dichtbij.

Het begin van herstel

“Ongeveer zes, zeven jaar geleden werd ik vanuit de methadonpost doorverwezen naar de GGZ.  Eerst het FACT en daarna mocht ik in zorg bij Peer-supported Open Dialogue. Hier werd alleen maar met mij gesproken in plaats van over mij. Ik voelde me gezien en gehoord; we namen samen de verantwoordelijkheid om te werken aan mijn herstel. Het was niet meteen succesvol. Ik stopte wel met heroïne en bouwde ook de methadon en alle andere medicatie helemaal af maar ik bleef criminele activiteiten ondernemen om mijn crack verslaving te kunnen betalen. Na een politie-inval vanwege faciliteren van illegale prostitutie in een sociale huurwoning werd ik weer dakloos. Mijn moeder, die mij altijd financieel had ondersteund, kreeg al 28 jaar lang het advies van de hulpverlening om mij los te laten. Dat deed ze toen voor het eerst. Een erg pijnlijk moment maar achteraf het enige juiste wat ze had kunnen doen. Ik bleef gebruiken en wilde eigenlijk niet meer verder. Het einde leek heel dichtbij maar mijn casemanager geloofde in mij en kwam me iedere week op straat opzoeken met een kop koffie. Dat waren korte maar waardevolle momenten van mens tot mens. Met hulp van haar duurde het “maar” 2 maanden voor ik weer een dak boven mijn hoofd had en vond ik de kracht om helemaal te stoppen met gebruiken. De eerste 2 weken gingen rustig voorbij. Ik dacht toen dat ik “klaar” was niet wetende wat er nog allemaal op me af zou gaan komen en hoeveel tranen en energie het me allemaal nog zou gaan kosten.  Na deze 2 weken schrok ik wakker, zo heb ik het echt beleefd. Ik nam afscheid van mijn oude leventje. Ineens was ik een man van negenenveertig en besefte ik wat er gebeurd was vanaf mijn zeventiende. Wekenlang heb ik gehuild, alles kwam eruit. Ik rouwde voor zes maanden om wat er nooit is geweest en daarna begon het echte verwerken. Wat ik als kind doorstaan had, thuis, op school, de honkbalknuppels op straat, later de overdosis, de uitzichtloze maanden zonder dak boven mijn hoofd, de opnames in klinieken. Alles kwam naar boven dat mijn verslavingen ruim dertig jaar hadden onderdrukt.”

Binnen in me was het altijd onveilig en koud geweest maar nu voelt het veilig en warm.

Een kwetsbaar kind in een volwassen lichaam

“Ik moest voor het kind in mijzelf gaan zorgen. Ik troostte het en nam het verwaarloosde kind dat nooit liefde had gekregen op schoot. Ik voelde zijn eenzaamheid weer en heb tegen hem gezegd dat ik hem nooit meer in de steek zou laten. Het was een heel intens proces. Ook lichamelijk want ik moest ontzettend vaak overgeven. Na vijf maanden was het ineens weg. De pijn was verdwenen; het voelde alsof ik opnieuw werd geboren.
Binnen in me was het altijd onveilig en koud geweest maar nu voelt het veilig en warm. Langzaamaan ga ik meer van mezelf houden. Het kwetsbare stuk in mij is kleiner en minder vaak op de voorgrond. Die ervaring neem ik nu mee in mijn werk als vrijwilliger. Ik ben erg blij met wat ik kan betekenen voor mensen met een verslaving en ik ben dankbaar voor mijn rol als hoop-verlener.  Ik merk dat ik nu werk met mijn hart. Terwijl ik een paar jaar geleden vooral met mezelf bezig was in mijn werk, stel ik nu de cliënt centraal. Ik denk dat deze ontwikkelingen er ook voor hebben gezorgd dat een teamleider mij, mits ik een opleiding kan en wil gaan volgen, een betaalde baan heeft aangeboden. Dat vind ik een heel groot compliment maar ik voel ook dat ik daar nog niet klaar voor ben. Wanneer wel weet ik nog niet. Ik probeer mijn hart te volgen en dan hoop ik dat er nog veel meer moois op mijn pad komt.”