Had de dood van mijn dochter voorkomen kunnen worden?

Tyra’s* (63) dochter liep weg bij de crisisopvang. Na één dag en twee nachten buiten op straat liet ze het leven; ze werd 33 jaar. Tyra blijft achter met veel verdriet, én veel vragen. Vragen waarop ze misschien nooit een antwoord zal krijgen. Is de hulpverlening tekort geschoten? Had deze tragedie voorkomen kunnen worden? En hóé dan? Een aangrijpend verhaal. Gevoelens van schuld, intens verdriet én ontgoocheling over de zorg die Tyra’s dochter kreeg.

Angst en onzekerheid worden ineens een psychose

Tyra vertelt: “Mijn dochter was iemand die liever op de achtergrond bleef. Ze had geen druk sociaal leven, een paar vriendinnen, met wie ze best lekker mee hobbelde. Na de middelbare school volgde ze een secretaresseopleiding, waar ze voor haar stage drie maanden in Engeland verbleef. Ze was een ietwat teruggetrokken kind maar ze redde zich wel, niets om je zorgen over te maken. Wel is ze altijd een wat angstig meisje geweest, wat dat precies was heb ik nooit echt de vinger op kunnen leggen, ik denk dat ze gewoon zo was. Na haar opleiding werkte ze een aantal jaar als secretaresse totdat ze, door de automatisering, haar baan verloor. Ze is toen bij een bedrijf in het magazijn gaan werken. Ondanks dat het magazijnwerk haar niet echt lag heeft ze zich daar redelijk goed doorheen geslagen. Helaas was het moeilijk een vast contract te krijgen, en zo hopte ze van de ene baan naar de andere. Dat paste niet bij haar, ze werd er moe van om iedere keer weer in een andere omgeving haar weg zien te vinden. Uiteindelijk ging het bij één van die banen ook mis. Ze kwam thuis te zitten en onder andere door de stress die ze daarbij ervoer, belandde ze in een psychose.”

“Ons vertrouwen in de zorg bereikte een dieptepunt”

Diagnostiek zou geen momentopname moeten zijn

Na de psychose raakte Tyra’s dochter depressief en kreeg ze de diagnose bipolaire stoornis. Niet veel later kwam daar ook de diagnose autisme bij. “In de diagnose autisme heeft mijn dochter zich nooit herkend. Ik begreep dat wel. Ze had misschien wel een aantal kenmerken van autisme, maar ik heb de indruk dat ze dat stickertje wel heel gemakkelijk kreeg opgeplakt. En toen kwam uit een van de testen ook nog eens naar voren dat ze een vrij laag IQ had. Ik vond het veel, en kon het ook moeilijk plaatsen met hoe mijn dochter tot aan haar eerste psychose gefunctioneerd had. Met een vrij laag IQ kun je toch geen MBO4 studie afronden? Ze was er ook zo slecht aan toe dat ik me afvraag of het wel het juiste moment was om dit soort conclusies te trekken.” Toch werd Tyra’s dochter doorverwezen naar een autismekliniek. “Ook al stonden we daar niet helemaal achter, we waren blij dat er iets gebeurde. Inmiddels had mijn dochter een tweede psychose gehad en we klampten ons vast aan het idee dat ze hier geholpen zou worden. Maar tot onze verbazing werd ze bij de kliniek afgewezen omdat ze depressief was. Noodgedwongen is ze vervolgens op advies van de GGZ onder begeleiding gaan wonen in een eigen appartementje. Hier vereenzaamde ze en na slechts drie weken nam ze een overdosis aan medicatie. Een crisisopname volgde en weer werd ze doorverwezen naar de autismekliniek. Daar werd ze voor de tweede keer afgewezen, wederom omdat ze depressief was. Ons vertrouwen in de zorg bereikte een dieptepunt.”

Medicatie, en bijwerkingen

Om tot rust te komen kon Tyra’s dochter tijdelijk behandeld worden in een instelling voor mensen met een verstandelijke beperking. Een noodsprong, volgens Tyra. Hier, ook omdat de psychiater van deze instelling geen aanwijzingen zag voor de diagnose bipolaire stoornis, werd haar medicatie afgebouwd. Tyra: “Dat is de enige goede periode geweest tussen haar eerste psychose en haar overlijden; ik zag weer een beetje mijn oude dochter terug. Ze had zoveel last van bijwerkingen gehad en even zo vaak hadden we dat aangekaart. Ik weet het niet hoor, maar het leek soms écht of er niet naar ons geluisterd werd. Mijn dochter had er moeite mee om voor zichzelf op te komen. Ze was erg volgzaam geworden. Ik vond dat moeilijk om te zien en bemoeide me veelvuldig met de zorg die ze kreeg. En daarin kon ik behoorlijk fel zijn en voelde me vaak de gebeten hond die het niet goed zag. In werkelijkheid voelde ik me niet gehoord en zag ik mijn dochter verder wegzakken.”

“Ik voelde mij vaak de gebeten hond”

De laatste fase

Na een half jaar was het behandeltraject bij de instelling voor mensen met een verstandelijke beperking afgelopen en trok Tyra’s dochter weer bij haar in. Dat was voor de opname zo afgesproken. Tyra: “Bij mij thuis ging het al snel mis. Een onbeantwoorde verliefdheid was voor mijn dochter reden om een overdosis medicatie te nemen. Om tot rust te komen ging ze, na een ziekenhuisopname, weer terug naar de instelling voor mensen met een verstandelijke beperking. Daarna kwam ze weer terug bij mij. Grotendeels buiten ons om is er toen een plekje voor een woonvoorziening voor mijn dochter gezocht; plotseling stond ze voor de keuze om ja of nee te zeggen. Ze wilde graag in een groep wonen en stemde in. Helaas kon ze daar niet aarden en is ze daar weggelopen en terug bij mij gekomen. Maar dát kon ik niet meer aan; het ging zo slecht met haar. Ze was ontzettend angstig en ze sliep bijna niet. Ik was bang dat ze weer een eind aan haar leven wilde maken. We kregen thuis geen hulp en we waren wanhopig. Ondanks dat mijn dochter het niet wilde heb ik toen crisisopvang aangevraagd. Maar ook daar liep ze weg; en na één dag en 2 nachten op straat doorgebracht te hebben is ze overleden…

Misschien had ik te hoge verwachtingen van de GGZ. Maar het zal altijd aan me blijven knagen: dit was niet nodig geweest, dit had voorkomen moeten en kunnen worden. Wij, én de GGZ zijn tekort geschoten.”

* Vanwege privacyredenen zijn namen en details aangepast.

Zie je het leven niet meer zitten? Of maak je je zorgen over een ander? Neem dan gratis en anoniem contact op met de hulplijn van 113: bel 0900-0113 of chat via www.113.nl.