Twee jaar opgesloten in plaats van jeugdzorg

Als kind liep Chantal (29) vaak weg van huis. Haar vader en moeder, die Chantal als tieners hadden gekregen, waren niet in staat voor haar te zorgen. Ze werd geslagen door haar moeder en Chantals vader was vaak samen met andere vrouwen. Omdat er in de jeugdzorg geen plek voor haar was en er ook geen pleeggezin kon worden gevonden kwam ze op haar dertiende terecht in een jeugdgevangenis. Een noodoplossing, die een paar weken zou duren. Maar die paar weken werden een paar maanden, en uiteindelijk verbleef ze daar twee jaar. Voor Chantal gold hetzelfde regime als voor de jongeren die het criminele pad hadden bewandeld. In plaats van hulp te krijgen werd ze gestraft.

Een gevaar voor mezelf en voor de maatschappij

Chantal: “Mijn ouders waren erg jong toen ik geboren werd; mijn moeder was zeventien en mijn vader net achttien. Hun relatie was instabiel en dat zorgde voor een onveilige thuissituatie. Er waren veel problemen thuis; mijn vader hield er meerdere vrouwen op na en mijn moeder had losse handjes, ook naar mij toe. Daarom ging ik op zoek naar een plek die voor mij veilig voelde en die zocht ik buitenshuis. Ik was nog heel jong toen ik voor de eerste keer thuis wegliep. Op de middelbare school liep het uit de hand. Thuis was de situatie onhoudbaar en ik werd gezien als een onhandelbaar kind. Op school dachten ze daar ook zo over. Op een dag, en ik weet nog steeds niet hoe ze tot die beslissing zijn gekomen, stond er een politiebusje bij de school. Mijn moeder en de gezinsvoogd waren er ook bij. Eigenlijk zou ik die dag op schoolreisje gaan met de brugklas, maar de docenten waren bevreesd dat ik weg zou lopen. Later heb ik in mijn dossier gelezen dat ik een gevaar voor mezelf was en voor de maatschappij; ik was maatschappelijk ontspoord en ze wilden voorkomen dat ik niet verder zou ontsporen. Dat is wat er letterlijk in stond. In het politiebusje werd mij verteld dat ik naar een andere plek dan thuis zou worden gebracht. Een paar uur later zat ik in een cel, moest ik onder toezicht douchen en moest ik drie keer bukken zodat ze mij konden visiteren.

Ik werd, zonder dat ik een misdaad begaan had, behandeld als ieder ander daar, als een crimineel. Het was moeilijk om me bij te situatie neer te leggen. Ik kreeg last van hyperventileren, ik sliep slecht en ik kreeg geen hap meer door mijn keel. Ik was een meisje van dertien jaar, die was opgepakt omdat ze veel van huis wegliep, op zoek naar een veilige plek, op zoek naar hulp. En nu zat ik in één van de zwaarste jeugdgevangenissen van Nederland, een groter contrast was er niet. In de gevangenis was er nauwelijks aandacht voor m’n toekomst; ik volgde dezelfde dagbesteding als de andere jongeren. Ik raakte meer en meer gefrustreerd en dat leidde regelmatig tot conflicten, met groepsgenoten of met de begeleiding. Vaak werd ik dan met anti-scheurkleding opgesloten in de isoleercel. Het langste dat ik daar gezeten heb is 72 uur, drie volle dagen, iets wat verboden is voor kinderen, maar toch gebeurde het.”

“Voor mij gold hetzelfde regime als voor de criminele jongeren”

Op je achttiende stopt jeugdzorg

“Op mijn achttiende kwam ik uit de jeugdzorg en trok ik in bij m’n vriend en zijn moeder, die psychologe was. Zij was voor mij én moeder én hulpverlener. Dat zorgde voor een ongezonde situatie en ging ook al vrij snel mis. Met haar hulp kwam ik op een kamertje terecht. Ondanks dat ik formeel op school zat bestond mijn leven uit thuis op de bank hangen en regelmatig overdadig stappen met vriendinnen. Ik was eigenlijk gewoon depressief en dronk veel alcohol; hulp had ik toen niet en ik had ook geen idee waarvoor ik daar terecht kon. Mijn volgers op sociale media, en dat waren er veel, hadden een heel ander beeld van mij. Er waren meiden bij die naar me opkeken en mij om advies vroegen.

Toen ik me realiseerde hoezeer mijn sociale media leven verschilde van mijn echte leven heb ik het roer omgegooid. Ik wilde dat niet meer, ik wilde iets van mezelf maken. Ik ging rijlessen nemen en bij mijn vierde examen slaagde ik. Beetje bij beetje kwam er meer motivatie om andere dingen op te pakken. Zo ging ik studeren en haalde ik mijn MBO 2 diploma. Inmiddels volg ik een MBO 4 opleiding en hoop ik volgend jaar af te studeren. En ondanks dat ik een WLZ indicatie heb (red.: Wet Langdurige Zorg) ben ik op mezelf gaan wonen. Allemaal kleine en zeker ook grote stappen waar ik best wel trots op kan zijn. En hulp heb ik nu ook. Iedere week heb ik een gesprek met een psycholoog. Ik heb het meest baat bij EMDR en PMT. EMDR heeft mij echt geleerd om situaties te accepteren en los te laten, een plekje te geven. En PMT heeft me leren ontspannen, waardoor ik bijvoorbeeld veel beter in slaap kan vallen.”

Stigma binnen de familie

“De band met mijn familie is moeilijk. Van hun krijg ik weinig reactie of medeleven als ik vertel over wat ik heb meegemaakt en hoe me dat gevormd heeft. Inmiddels heb ik me daar wel bij neergelegd, maar vroeger kon ik me daar erg kwaad om maken. In hun beleving bestaan psychische klachten eigenlijk niet. Dat heeft te maken met de cultuur waarin zij zijn opgegroeid. Een depressie of andere PTSS klachten worden afgedaan als aanstellerij. Ik heb me dan ook vaak het zwarte schaap van de familie gevoeld. Op m’n werk is dat heel anders. Iedereen is daar een beetje ‘gek’, dat helpt. Het is fijn dat je daar jezelf kunt zijn. En gaat het even wat minder goed dan is daar ruimte voor.”

“Verandering moet echt van binnenuit komen”

Een maatschappelijke rol, zingeving

“Ik heb geluk gehad dat ik veerkrachtig ben. Ik heb leren omgaan met m’n PTSS klachten en werk nu als ervaringsdeskundige binnen de GGZ. Om te komen waar ik nu ben is niet altijd even gemakkelijk geweest. Vaak ontbrak het aan de wil en de motivatie om iets van mijn leven te maken. Ik heb gemerkt dat verandering echt van binnenuit moet komen. Nú wil ik die persoon zijn die ikzelf gemist heb in mijn jeugd. Ik wil van betekenis zijn voor anderen, ik denk dat dát mijn drijfkracht is.”

* Vanwege privacyredenen zijn namen en details aangepast.