De psychiatrische hulpverlener kan veel socialer

De ouders van Daniël* (45) scheidden toen hij vier jaar was. De jaren daarna raakte zijn moeder steeds verder met zichzelf in de knoop. En hoewel hij nog een kind was, werd Daniël samen met zijn zus haar mantelzorger. Nu hij zelf een gezin heeft, ziet hij nog beter welke impact zijn jeugd op hem heeft gehad. Zijn persoonlijke ervaringen zijn een drijfveer in zijn werk als adviseur voor de GGZ.

“Ergens tussen mijn vierde en zevende jaar begon mijn moeder zich raar te gedragen. Dan stond ze ’s avonds voor de televisie te schreeuwen en daar kon ik ’s nachts natuurlijk niet van slapen. Mijn ouders waren toen al uit elkaar. Ik heb ook genoeg fijne en mooie momenten met mijn moeder gehad. Maar als de situatie te chaotisch werd, woonden mijn zus en ik een tijdje bij mijn vader. En ook al was hij niet de warme en gezellige vader waar ik behoefte aan had, toch ben ik vanaf mijn twaalfde definitief bij hem te gaan wonen.

Steun van buitenaf

Ik heb het geluk gehad dat er al die tijd mensen om me heen waren die me steunden. Als tiener trainde ik vijf keer per week bij de voetbalclub en dat was een geweldige uitlaatklep. Ik hoorde erbij, ik deed ertoe. Ook op school was er aandacht voor me. De decaan zag dat het niet goed ging en vroeg door. Het was niet altijd makkelijk om onder woorden te brengen wat ik doormaakte. Mijn moeder had na de scheiding een aantal relaties met mannen die haar verkeerd behandelden en daardoor vertoonde ik ook agressief gedrag. Maar als kind is het moeilijk je eigen gedrag te begrijpen, laat staan het uit te leggen aan anderen.

“Als de situatie bij mijn moeder thuis te chaotisch werd,

woonden mijn zus en ik een tijdje bij mijn vader.”

Verwarrende tijd

Mijn moeder werd voor het eerst opgenomen toen ik twaalf jaar was en heeft daarna een lang traject afgelegd langs verschillende zorgverleners. Mijn zus en ik waren daarbij haar directe ondersteuning. Het gebeurde regelmatig dat mijn moeder zich verzette tegen een opname en wij ontwikkelden allerlei tactieken om haar dan toch mee te krijgen. Het was een verwarrende tijd, want ik was ook gewoon een puber. Ik was met meisjes bezig en wilde bier drinken met mijn vrienden. Maar zodra ik een telefoontje kreeg van mijn zus omdat er gedoe was met mijn moeder, stapte ik in de auto. Op een bepaalde manier stond ik altijd ‘aan’, want het kon van het ene op het andere moment mis gaan met mijn moeder.

Eenzijdig beeld GGZ

Door mijn moeder heb ik de psychiatrie van dichtbij meegemaakt. Wat me telkens opviel, is hoe weinig aandacht er is voor de sociale omgeving van cliënten. Mensen worden gelabeld met een diagnose en symptomen worden behandeld. Maar hoe een bepaald ziektebeeld heeft kunnen ontstaan en hoe de omgeving daaraan heeft bijgedragen, daar is te weinig aandacht voor. Op een dag kwam er een ambulant begeleider om activiteiten te ondernemen met mijn moeder. Dat was veel zinvoller dan al die wekelijkse gesprekken. Het beeld van de GGZ is toch met name dat het gaat om gevaarlijke mensen en crisissituaties die je bestrijdt met medicatie. Terwijl het juist vaak gaat over heel gewone mensen, zoals mijn moeder.

“Hoe een bepaald ziektebeeld is ontstaan en hoe de omgeving daaraan heeft bijgedragen, daar is te weinig aandacht voor.”

Context van elk individu

Al die ervaringen uit mijn jeugd heb ik meegenomen naar mijn studie en mijn huidige beroep als adviseur voor de GGZ. De context van elk individu wordt al vroeg bepaald en daar is het onderwijsstelsel in Nederland niet op ingericht. Er is te weinig aandacht voor hoe elk kind wordt gevormd door zijn omgeving. Wat is zijn culturele achtergrond? Hoe is de thuissituatie? De ontwikkeling van de GGZ moet je daarom ook zien in breder perspectief. Het gaat erom hoe wij als samenleving aankijken tegen de ontwikkeling van het individu binnen zijn gehele context.

Mijn eigen gezin

Omdat ik vroeger iets gemist heb in mijn opvoeding, wil ik graag dat het mijn kinderen aan niets ontbreekt. Ik wil een betrokken vader zijn, ervoor zorgen dat ze een goede basis hebben. Tegelijkertijd vind ik het ook belangrijk dat ze weten dat het leven niet altijd makkelijk is. Toen mijn moeder nog leefde, ging ik regelmatig met ze bij haar op bezoek. Ze kon niet koken, maar we aten haar champignonsoep en deden of die lekker was. Ik wilde dat mijn kinderen haar zouden meemaken zoals ze was. En voor mij is dat ook goed geweest om het verleden te verwerken. Nu mijn moeder overleden is, ontstaat daar nog meer ruimte voor. Waarschijnlijk zal ik nooit helemaal kunnen accepteren wat in mijn jeugd gebeurde, maar ook dat hoort bij het leven. Het heeft me gemaakt tot wie ik nu ben.”

*Vanwege privacyredenen zijn namen en details aangepast.