Dat wens ik voor de psychiatrie: veel meer menselijkheid en tijd

Lola* (58) was als kind slachtoffer van emotionele verwaarlozing en psychische mishandeling. Ook was er vaak sprake van een dreiging van fysiek geweld. Een paar jaar geleden kreeg ze de diagnose complexe posttraumatische stressstoornis. Binnen de psychiatrie heeft ze veel meegemaakt en ze hoopt dat anderen wat opsteken van haar ervaringen. Zo was er een wereld van verschil tussen haar eerste opname en haar tweede opname. Dat had vooral te maken met de manier waarop hulpverleners haar benaderden. Door de jaren heen ontdekte ze waar de oorsprong van haar klachten ligt en hoe ze zichzelf daarin kan sturen.

“Rond mijn drieëntwintigste kwam ik voor het eerst in aanraking met de psychiatrie. Ik zat gedurende dertien maanden bij een therapeutische gemeenschap, maar ik voelde me niet geholpen. Hun methode had iets weg van een militaire aanpak, soms leek het wel een strafkamp en dat deed me denken aan mijn opvoeding. Ik sliep bijvoorbeeld met mijn knuffels in bed – dat doe ik nu ook – maar mij werd gezegd dat ik volwassen moest worden. Dat wilde ik graag, maar ik was ook bang voor de toekomst en het leven. Daarover kon ik met hen niet praten.

Ik kreeg tijd

Mijn tweede opname, twee jaar later, verliep heel anders. Gedurende de drie jaar dat ik in een psychiatrisch ziekenhuis verbleef, kreeg ik meer liefde dan bij mijn ouders. Er werd met aandacht gekeken naar wat ze konden doen zodat ik me beter zou voelen. Ik mocht er zijn, met al mijn facetten. Gemiddeld verbleven cliënten een jaar in die instelling, maar bij wijze van uitzondering hoefde ik pas weg als ik daaraan toe was. Ze gaven me tijd om zelf te bepalen wanneer ik een nieuwe stap zette in mijn eigen ontplooiing. Voor sommige mensen geldt misschien dat ze bij een lange opname hospitaliseren, maar dat is lang niet altijd het geval. Als je echt met aandacht naar een individu kijkt, kan dat betekenen dat je de regels soms iets los moet laten.

“Ik mocht er zijn, met al mijn facetten.”

Enorme ontlading

Thuis mocht alleen mijn vader boos zijn. Ik kreeg straf als ik boos werd, dus ik uitte mijn woede niet, hoewel ik de woede wel bleef voelen. Op gegeven moment sloeg dat echter om en voelde ik niks meer. Zo ben ik destijds in een depressie beland. Bij een groepssessie tijdens mijn tweede opname had ik daarop een doorbraak. Ik werd misselijk en dacht dat ik ziek werd. Mijn therapeut had echter liever dat ik bleef zitten en niet naar bed ging. Achteraf begreep ik dat hij doorhad dat ik spontaan uit mijn depressie was geschoten. Dat was een ommekeer. Ik begon van alles te voelen en er volgde een enorme ontlading. Verdriet en woede kwamen naar boven. Hoe daarmee om te gaan bracht weer een eigen zoektocht met zich mee, omdat het me thuis was afgeleerd mijn woede te uiten.

Negatief zelfbeeld

Als kind is mij door mijn ouders vaak voorgehouden dat ik de dingen niet goed deed en ik leed onder emotionele verwaarlozing en psychische mishandeling. Ook was er vaak sprake van een dreiging van fysiek geweld. Al is dat bij mij niet zo veel uitgevoerd als bij mijn broer, hing die dreiging wel elke dag als een zwaard van Damocles boven mijn hoofd. Bovendien werd ik op school heel erg gepest en had ik geen vriendjes of vriendinnetjes. Zo werd voor mij steeds bevestigd dat ik niet deugde. Later had ik een aantal nare ervaringen met mannen die ik vertrouwde en die vervolgens misbruik van hun positie maakten. Door alles wat ik had meegemaakt, had ik een negatief zelfbeeld en daar worstelde ik tijdens mijn opname mee. Ook als de verpleegkundige me vertelde dat ik heel bijzonder was en dat ik er mocht zijn, kon ik later toch in de spiegel kijken en denken: hoezo mag ik er zijn?

Foto’s als oefening

Inmiddels kan ik naar foto’s van vroeger kijken en denken: wat een mooi meisje! Maar in het hier en nu blijf ik het lastig vinden dat te zeggen. Daarom heb ik thuis foto’s van mezelf opgehangen, als oefening om mezelf te bevestigen dat ik de moeite waard ben. In plaats van mezelf weg te stoppen, haal ik mezelf juist naar boven. Ook begin ik de laatste jaren talenten te ontdekken waar ik trots op ben. Ik maak bijvoorbeeld veel kunst. Ik geef mezelf ruimte en tijd om te ontwikkelen, net zoals ik destijds in het psychiatrisch ziekenhuis de tijd kreeg.

Vier fragmentaties

Een paar jaar geleden kreeg ik de diagnose complexe posttraumatische stressstoornis. Bijna twee jaar was ik daarvoor in behandeling bij een traumabehandelaar. Na vele jaren met verschillende behandelingen besloot ik daarna uit de psychiatrie te stappen. Dat gaat heel aardig en ik heb enkel nog hulp van een coach. Wel heb ik vrij regelmatig last van fragmentaties. Het zijn vier verschillende delen van mijn vroegere en latere jeugd en ze hebben allemaal een naam. De eerste fragmentatie is een meisje van toen ik rond de zeven jaar was. Ze roept om haar afwezige moeder. De tweede fragmentatie is tussen de dertien en vijftien jaar oud. Ze is depressief en ze trekt zich terug in haar eigen fantasiewereld. De derde is rond de zestien jaar oud en is op zoek naar liefde. Ze merkt dat als ze zich sexy kleedt, ze aandacht krijgt van mannen. De ene fragmentatie heb ik beter onder controle dan de andere. De vierde fragmentatie is de spil. Ze is een boos meisje van alle leeftijden en de woede die ik dan voel is heel krachtig. Ik erken haar boosheid en vertel haar dat we niet doen wat ze wil. Ik probeer haar zo min mogelijk te triggeren, bijvoorbeeld door kunst te maken.

“Wees niet alleen hulpverlener, maar ook een mens.”

Veel meer menselijkheid en tijd

Met alle ervaringen die ik in de loop der tijd heb opgedaan zou ik hulpverleners vooral willen meegeven dat het belangrijk is om verbinding te maken met een cliënt. Natuurlijk zijn er protocollen en regels, maar kijk ook met oprechte aandacht naar de mens achter de mens. Je moet een balans zoeken tussen regels en individuele behoefte en waar mogelijk ook af en toe de regels een beetje loslaten. Laat als hulpverlener iets van je eigen kwetsbaarheid zien. Wees niet alleen hulpverlener, maar ook een mens. Bovendien is het nodig de tijd te nemen om het contact met de cliënt open te breken. Dus dat wens ik voor de psychiatrie: veel meer menselijkheid en veel meer tijd.”

*Omwille van privacy zijn namen en herkenbare details aangepast.