Mijn oude leven komt niet meer terug

Twee keer maakte Tess* (53) een manische episode door. De laatste, een aantal jaren geleden, ontwrichtte haar leven. De politie haalde haar van straat, ze belandde in de cel en werd opgenomen. Zelf werkte Tess bij de politie, wat het extra moeilijk maakte. Ze vindt het moeilijk te accepteren dat haar leven compleet is veranderd, maar ze werkt aan haar herstel.

“Toen ik eind twintig was, woonde en werkte ik in het buitenland. Ik voelde me stoer; ik wist niet precies wat ik wilde, maar had veel lef. De mensen om me heen kenden mij niet goed en zagen niet dat het niet goed met me ging; ze vonden me grappig. Ik kreeg grootse ideeën over wat ik kon: ik dacht Olympisch kampioen snowboarden te kunnen worden. Ik werd steeds drukker. Het kwam zover dat ik niet meer at en dat ik dacht het laatste stukje vanuit de skilift wel te kunnen vliegen. Ik was ook wanhopig en uitgeput, maar kon het drukke gedrag niet stoppen. Het ging niet meer en ik werd opgenomen. Sindsdien weet ik dat ik een bipolaire stoornis heb.

Aanloop tot de psychose

Later ging ik in Nederland bij de politie werken. Op mijn werk wilde ik vertellen dat ik psychisch kwetsbaar ben, zodat mijn collega’s wisten dat ze me in de gaten moesten houden, maar ik heb me nooit veilig genoeg gevoeld. Ik weet hoe bij de politie tegen mensen met een bipolaire stoornis wordt aangekeken. Ik heb wel de vertrouwenspersoon ingeschakeld, maar die luisterde niet goed naar me.

Op een bepaald moment werd gereorganiseerd op het werk. Ik probeerde de bedrijfsmaatschappelijk werkster te vertellen dat ik daar erg gespannen van werd. Ook buiten het werk gebeurden dingen: mijn relatie ging uit; mijn moeder dreigde uit het verpleeghuis te worden gezet; bovendien werd in mijn straat veel verbouwd. Van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat zat ik in de herrie. Daar raakte ik overprikkeld van. Ik besloot een paar dagen naar Berlijn te gaan. Ik ging er alleen naartoe. Dat riep gevoelens op aan de tijd dat ik in het buitenland woonde. Omdat ik mijn medicatie was vergeten, besloot ik ermee te stoppen.

De Vierdaagse

Terwijl de druk al flink was opgelopen, was het tijd voor de Vierdaagse. Ik had een peesontsteking, maar ‘moest’ lopen. Het lopen was zwaar, want om de twee uur moest ik mijn pees koelen. En toen begon het…het druk doen. Ik praatte met militairen die meeliepen, herkende gevoelens van verlies waarover ze vertelden. Ik voelde me sterk. Toen iemand tegen me zei “Het is tien voor zes. Je moet rennen anders haal je het niet”, kwam ik – pats – in een enorme focus. Na de finish kwam echter geen ontlading; de drukte in me bleef. Ik was mijn spullen kwijt geraakt en toen ik die wilde ophalen, waren ze er niet. Dat geloofde ik niet, ik begon werkelijkheid en waan door elkaar te halen. Ik wilde niet vertrekken. De politie kwam. “Voor mij? Hoezo?” Het was heel vernederend om door mijn eigen collega’s naar het politiebureau te worden gebracht. Daar hoefde ik, na beoordeling door de GGZ, niet te blijven. De dagen erna heb ik op verschillende plekken doorgebracht. De manie verergerde. De derde keer dat de politie werd opgeroepen, hebben ze me meegenomen naar het bureau, waar ze me in de cel plaatsten.

De observatiecel

De tijd in de observatiecel was erg moeilijk. Ik voelde dat ik werd uitgelachen door mijn collega’s en voelde me erg eenzaam. Er kwam niemand bij me langs om even te praten. De politie is niet opgeleid om met arrestanten met een psychische kwetsbaarheid om te gaan. Ze weten hoe ze je hard vast moeten pakken, maar ze begrijpen niet wat een manische periode inhoudt. Je hoort niet thuis in een cel.

Er zijn veel beschamende dingen gebeurd in die dagen. Sommige dingen heb ik later in een rapport gelezen; zo zou ik mij ontkleed hebben binnen het bureau. Daar schaam ik me zo ontzettend voor, dat ik meteen heb bedacht: “Bij de politie kan ik niet meer terug.”

“Ze raakte me aan, dat maakte zoveel verschil.”

Gedwongen opname

Toen de GGZ het overnam van de politie, gaf de medewerker me een kneepje in mijn schouder en zei: “We gaan goed voor je zorgen.” Op dat moment voelde ik dat ik het verzet los kon laten. Ik ging naar een gesloten afdeling waar ik een hele tijd nodig had om tot mezelf te komen. Ik voelde me eenzaam, hoorde van niemand iets. Door rust en medicatie kwam ik er weer bovenop. Ik moest medicatie nemen, omdat ik anders behandeling weigerde. Dan kon de rechter mijn opname verlengen, wat ik echt niet wilde.

Herstel

De afgelopen jaren heb ik hulp gehad van een psycholoog (EMDR) en een haptonoom. Iedere dag ga ik naar de dagopvang. Ik vind het heel moeilijk om te accepteren wat er gebeurd is. Ik had een leven als ieder ander, ik had mijn werk, kende veel mensen, wandelde met mijn hond en ging graag naar festivals. Het voelt als een groot verlies dat ik dat leven kwijt ben. Ik ben nu al blij als iemand me groet; dat vinden de meeste mensen te moeilijk. Dat doet pijn.

Hoewel ik graag een meer zinvolle invulling van mijn week wil, gaat het nu wel goed met me. Ik heb een paar dagdelen vrijwilligerswerk bij een kringlooporganisatie, wat ik erg leuk vind. Ik ga elke week naar mijn zusje en ik kan op bezoek bij mijn moeder in het verpleeghuis. Ik heb contact met iemand die regelmatig bij me komt eten, geniet van kleine dingen, van mijn huisje. Voor een tijdschrift heb ik ook al twee keer een stuk over mijn leven mogen schrijven.

“Speel niet met een psychische kwetsbaarheid.

Het kan je leven op z’n kop zetten.”

Waarschuwing

Als deze bladzijden in mijn leven niet gebeurd waren, had mijn leven er heel anders uitgezien. Daarom vind ik het belangrijk om mensen te waarschuwen: speel er niet mee als je een psychische kwetsbaarheid hebt. Het kan je hele leven op z’n kop zetten.

Ik hoop ook dat buitenstaanders beter luisteren. Ik heb signalen afgegeven dat ik gevoelig ben. Als je gewoon kunt zeggen wat je hebt, zonder meteen in een hoek te worden geplaatst, kan dat veel ellende voorkomen.”

*Omwille van privacy zijn namen en herkenbare details aangepast.