Te lang gezwegen

Mirjam* (49) heeft vanaf jonge leeftijd te maken gehad met de verschrikkingen van seksueel misbruik. Als gevolg daarvan ontwikkelde ze onder andere een dissociatieve identiteitsstoornis (DIS). Het grootste deel van haar leven heeft ze niet over haar trauma’s kunnen praten. Pas toen ze leerde haar negatieve emoties toe te laten ontstond er ruimte voor openheid. Nu probeert ze het taboe te doorbreken, in de hoop dat lotgenoten eerder hulp krijgen.

“Op school vonden ze mij een apart kind en noemden me ‘dromerig’. Nu weet ik dat ik dissocieerde. Elke keer als ik misbruikt werd, splitste ik mij in meerdere personen. Daardoor was het alsof het niet mij, maar een ander overkwam. Het voelde heel raar: opeens doe je je ogen open en weet je niet waar je bent. Ik wist niet wat me overkwam, dacht dat ik gek was. Mijn moeder was veel weg en mijn vader was uit beeld, dus ik had nergens om naartoe te gaan om mijn verhaal te vertellen.

“Ik wou dat iemand me vroeger had gevraagd: zit er iemand aan je, of doet iemand je pijn? Dan had ik gewoon kunnen knikken.”

Redding?

Toen ik zestien was ben ik op straat beland. Ik werd opgevangen in een huis waar een man was die me dwong tot seks. Hij had een criminele achtergrond en bedreigde me. Ik ben toen naar het buitenland gevlucht. Op een wanhopig moment, toen ik eigenlijk dood wilde, kwamen er mensen voorbij die me vertelden over het geloof. Zo ben ik in een religieuze sekte beland, waar ik tien jaar bij ben gebleven. Daar ben ik gehersenspoeld en opnieuw misbruikt en vastgehouden. Uiteindelijk is het me gelukt te ontsnappen en bij de politie mijn verhaal te doen.

Kantelpunt

Ook op het politiebureau was ik nog heel erg in de war. Ik dacht dat ik een verrader was, en dat ze me terug zouden halen. Slachtofferhulp heeft toen gezorgd dat ik naar een Blijf-van-mijn-lijf huis ging. Maar ik was bang dat ze me zouden vinden en wilde de andere mensen uit dat huis niet in gevaar brengen. Dus ik rende in verwarring de gangen uit. Maar ik kon niet naar buiten, want het was afgesloten. Toen vroeg een hulpverlener aan mij: “Wat wil je?” Daar is denk ik mijn herstel begonnen, want ik wilde niet meer bang zijn, ik wilde niet meer vluchten, ik wilde weten wie ik zelf was. Ik heb toen hele goede hulp gekregen bij de GGZ. Ik kreeg creatieve therapie, want ik kon niet goed praten. Door het schilderen leerde ik te praten over mijn emoties.

Toen mijn zoontje geboren was heb ik opnieuw aan de bel getrokken om hulp te krijgen. Door de herbelevingen kon ik hem soms niet eens aanraken…

Waar ik in de GGZ tegenaan liep was dat ze mijn nachtmerries en herbelevingen probeerde te stoppen met medicatie, om maar niet te hoeven voelen. Maar wat ik nodig had was iemand die naar mij luisterde en me er doorheen kon helpen. Ik wilde EMDR, maar dat kreeg ik niet omdat ik meervoudig trauma heb. Exposure therapie was lastig omdat ik dissocieer. Dan kan ik gaan hyperventileren en een soort epileptische aanval krijgen. Ik vroeg of ze me eruit zouden kunnen helpen als ik zo’n aanval zou krijgen, maar dat wilden ze niet.

Gevoelens toelaten

Met mijn therapeut bij de GGZ ging ik kijken wat ik nodig had om in de toekomst wel een traumabehandeling aan te kunnen. We kwamen bij de VERS training (Vaardigheidstraining Emotie Regulatie Stoornis, red.) uit. Ik heb daar geleerd mijn emoties er te laten zijn. Iedereen zei altijd: “Je hoeft je niet schuldig te voelen.” Maar ik voelde het wel, dus dat was verwarrend. Wat ik nodig had was het gevoel juist toelaten. Daardoor is het verminderd en kon ik het uiteindelijk loslaten.

Ik zorg ook dat ik zo veilig mogelijk leef. Ik ga bijvoorbeeld ’s avonds niet in het donker naar buiten omdat mijn angst dan sterker is en ik sneller word getriggerd. En als ik iets heb meegemaakt en ik zit hoog in de spanning, dan moet ik eerst zorgen dat ik rustig word, door bijvoorbeeld te mediteren, voordat ik weer moeilijke dingen ga doen.

Dialoog

Ik denk dat er in de hulpverlening nog veel dingen kunnen verbeteren. Ik heb me niet altijd gehoord gevoeld, waardoor ik lang met angsten heb rondgelopen en zelf psychotisch ben geworden. Jarenlang heb ik mijn trauma’s weggedrukt. Heel lang wist ik niet dat ik paniekaanvallen had, dissocieerde, en meerdere persoonlijkheidsstoornissen had. Ik denk dat er destijds ook gewoon te weinig over bekend was. Als er op tijd zou zijn ingegrepen had ik misschien door minder diepe dalen hoeven gaan.

Waar ik veel aan heb gehad was de PIT-hulp (Psychiatrische intensieve thuiszorg, red.) die ik heb gekregen toen mijn zoontje klein was. Daarmee hebben we echt wel opnames kunnen voorkomen.
In de loop van de jaren is er veel verbeterd in de GGZ. Vroeger beslisten ze voor mij, maar nu laten ze me echt meedenken. Ik ben blij dat ze me nu vertellen wat er allemaal mogelijk is, wat je allemaal kan leren, en dat je daar dan zelf in mag kiezen.

Er is ook 24 uur service bij de GGZ waar ik nu ben. Dus als ik psychotisch zou worden en ik zou moeten worden opgenomen dan kan dat direct. Daarom durf ik ook dingen aan te gaan, want als het misgaat kan ik aan de bel trekken. Ze hebben me geholpen om duidelijk aan te geven wat ik nodig heb en ik voel ook echt dat er naar me geluisterd wordt. Maar dat is pas gekomen sinds ik mijn verhaal deel en opener ben.

Durf te praten

Ik heb gelukkig de juiste steun gehad en ik ben er nog. Ik heb al achttien jaar een man die naast me staat en me helpt, maar sommige mensen hebben dat niet. En ik merk dat mensen door mijn verhaal ook gaan praten, hun verdriet toelaten en de kracht in henzelf willen ontdekken. Daarom blijf ik mijn verhaal vertellen.

De meeste mensen die misbruikt zijn zitten zo met schuldgevoelens. Ik ben de schaamte voorbij en durf nu te praten over wat ik heb meegemaakt en voel. Maar ik ben al bijna vijftig, en gun andere mensen dat ze het veel eerder leren. Dus ik zeg tegen mensen die zijn misbruikt, zoek hulp, ga erover praten, ga in therapie, want dat helpt.”

* Omwille van privacy zijn namen en herkenbare details aangepast.