De familie van Esther* (47) is getekend door geestelijke gezondheidsproblemen. Depressie, agressieve woedeuitbarstingen, suïcidale gedachten; zowel haar ouders en tante, als haar zus, broer en zijzelf hebben er mee te kampen. Hoe ver valt de appel van de boom? Dat is de vraag die Esther bezighoudt, helemaal sinds haar dochter ook wel eens aangeeft dat ze dood wil. Ze maakt zich zorgen, want uit ervaring weet ze hoe moeilijk het is om goede hulp te vinden.
“Mijn moeder heeft in de Tweede Wereldoorlog vreselijke gebeurtenissen meegemaakt in het kamp waar ze gevangen zat. Ze is nu zeven jaar dood, maar ze heeft er weinig over kunnen praten. Ik weet wel dat ze zich door die ervaringen altijd sterk wilde voordoen. Als je zwakte toonde, kon dat je dood betekenen, dat besef zat heel diep. In wezen was ze juist heel sensitief. Ze had een bijzondere antenne waarmee ze alles oppikte. Ze had geestelijke problemen, door haar opvoeding en door wat ze had meegemaakt: dat uitte zich in driftbuien of ze liep weg. Dagen was ze soms van huis.
Nooit de juiste diagnose
Mijn vader heeft lang geprobeerd om goede hulp voor haar te vinden. Hun relatie veranderde daardoor in een dokter-patiëntverhouding en passende GGZ-hulp hebben ze eigenlijk nooit gevonden. Mijn moeder viel nooit in een specifieke categorie. Eén keer had ze een goede therapeut, maar de diagnose paste niet bij zijn ’portefeuille’, dus mocht ze niet bij hem verder. Het is wel symbolisch: ze hoorde nooit ergens bij. Dat geldt voor ons allemaal. Haar zus, mijn tante, was depressief en heeft in de jaren 80 van de vorige eeuw suïcide gepleegd. Misschien speelde het een rol dat ze lesbisch was. Daar zal ze mee geworsteld hebben.
Ook mijn vader drukte een zware stempel op ons gezin. Hij is erg dominant, heeft altijd kritiek. Mijn broer, zus en ik werden daar erg onzeker van. Daar bleef het niet bij. Als hij gefrustreerd raakte, vlogen er bijvoorbeeld borden spaghetti tegen de muur. Soms ging hij zo door het lint dat hij mensen mishandelde, ook mijn moeder. In mijn pubertijd is ze wel eens met ons naar een ander deel van het land gevlucht. Maar mijn vader liet het er niet bij zitten. Hij maakte het toen zo bont, dat hij in de gevangenis belandde en enkele maanden in een GGZ instelling heeft gezeten.
“En ik kan mijn ei toch niet kwijt tussen al die succesverhalen.”
Tefal-laag
Ondanks alles probeerde ik me zo voorbeeldig mogelijk te gedragen. Op school haalde ik goede cijfers en was ik heel zelfstandig. Hoe jong ik ook was, ik wist dat ik het allemaal zelf moest doen in het leven. Ik ontwikkelde een soort Tefal-laag waarlangs ik de problemen van me af kon laten glijden. Daardoor kon ik hele praktisch dingen regelen voor mezelf, bijvoorbeeld dat ik na de verhuizing werd aangenomen op een middelbare school die ik zelf had uitgekozen. Maar ik raakte ook afgesneden van mijn gevoelens.
Er is zoveel gebeurd, sommige herinneringen zijn gewoon vertroebeld. Dat komt ook door die emotieloze overlevingsstand die ik aannam. Die had ik nodig om overeind te blijven, maar ik voel me er wel schuldig over. Mijn broer ontspoorde, mijn zus snijdt zich en ze hebben beide suïcidepogingen gedaan. Als ik er meer voor hen was geweest, had ik dat misschien kunnen voorkomen.
Relatie
Na het gymnasium ben ik gaan studeren en naar het buitenland vertrokken. Daar leerde ik mijn ex-man kennen. De relatie zat later niet goed. Hij had andere vriendinnen, was minachtend, holde mijn kleine beetje zelfvertrouwen nog verder uit. Toch heb ik een dochter met hem gekregen, maar de basis was te broos. We zijn gescheiden en met mijn dochter ben ik naar Nederland teruggekeerd.
Vrienden en vooral familie zijn erg belangrijk voor me. Tegelijkertijd benauwt het me dat er mensen bij zijn met grote problemen. Net alsof ik dat aantrek. Of komt het doordat ik nu eenmaal in de pool zit van de zwakkeren in deze maatschappij? Als alleenstaande moeder hoor je er gewoon nooit helemaal bij. En ik kan mijn ei toch niet kwijt tussen al die succesverhalen.
Vechten voor hulp
Mijn grote zorg zit bij de toekomst voor mijn dochter. Ze is nu 10 jaar en slaat soms met haar hoofd tegen de muur of grond, ze doet zichzelf pijn. Vanaf haar zesde zegt ze af en toe dat ze dood wil. Sinds die tijd zoek ik al naar hulp. Ook omdat ik mezelf erop betrapte dat ik tegen haar begon te schreeuwen. Ik ben bij een centrum voor jeugd en gezin geweest, een kindercoach, ik heb opvoedcursussen gevolgd, de huisarts adviseerde me om te rade te gaan bij een orthopedagoog. Nu staan we op de wachtlijst voor een kinderpsycholoog. Als je in Nederland niet in een DSM-diagnose past en je bent niet zo mondig, dan is het bijna onmogelijk om adequate psychische hulp te vinden. Dat was bij mijn moeder, broer en zus al zo en dat is nog steeds zo. Hoe lang moet je vechten voor de juiste steun?
Op dit moment probeer ik met mijn dochter te genieten van de kleine dingen. Ik vind het heerlijk als ze de slappe lach heeft met vriendinnen, of een leuk logeerpartijtje. Dat zij veilig opgroeit en haar eigen weg weet te vinden, is doel nummer 1. En ikzelf? Ik blijf aan mijn zelfvertrouwen werken, na 47 jaar weet ik nog steeds niet goed hoe dat moet.”
* Omwille van privacy zijn namen en herkenbare details aangepast.