Mandy (29)* is AIOS op de afdeling Stemmingsstoornissen van een academisch ziekenhuis. Ze is er verantwoordelijk voor acht tot tien patiënten en voert naast gesprekken met collega’s ook geregeld overleg met externe zorgverleners. ‘Zij kennen de patiënt vaak al langer en weten wat wel of niet werkt.’
“Ik spreek al mijn patiënten elke week één of twee uur. We hebben het dan over bijvoorbeeld medicatie en mogelijke bijwerkingen, of over hun dagactiviteiten en hoe het slapen gaat. De gesprekken zijn telkens een follow-up van die van de week ervoor, waarbij mensen soms ook zelf onderwerpen inbrengen. Mijn bevindingen bespreek ik tijdens de wekelijkse supervisie met de psychiater. Ook ben ik het eerste aanspreekpunt als het gaat om de behandeling. Daardoor heb ik geregeld contact met huisartsen en ambulant behandelaars. De patiënten op onze afdeling zijn vaak al langere tijd in zorg. Sommigen komen uit een omgeving waar ze er niet meer zo goed uitkwamen qua behandeling of medicatie. Aan ons dan de vraag om nog eens goed te kijken wat er aan de hand kan zijn. Zo geven wij op onze afdeling onder meer ECT, wat staat voor elektroconvulsietherapie. Dat is een behandeling die lang niet overal wordt gegeven.
Meer uit het leven
Al tijdens de studie Geneeskunde wist ik dat ik huisarts of psychiater wilde worden. Binnen beide beroepen leer je naast de patiënten ook hun omgeving en familie kennen. Je gaat in op hun dagelijkse leven, waardoor je verder kijkt dan wanneer je te maken hebt met een patiënt met bijvoorbeeld een cardiologisch probleem. Dat los je op, waarna de persoon weer verder kan. Daarnaast zijn patiënten binnen de psychiatrie geen doorsnee mensen. Soms ontkennen ze hun probleem of vinden ze dat ze zelf geen hulp nodig hebben. Aan jou als zorgverlener dan de taak om aan te geven dat ze met een behandeling meer uit het leven kunnen halen.
Het beeld dat ik van de psychiatrie had strookt aardig met de praktijk. Het gaat ook om het bevorderen van de kwaliteit van leven, wanneer genezen niet lukt. Het doet me goed en maakt me dankbaar om mensen een stuk beter naar huis te laten gaan. Maar toch, de succesverhalen mis ik wel eens. Ik kom in ons ziekenhuis mensen tegen die het echt heel zwaar hebben en erg ziek zijn. Dat is soms zwaar, zeker wanneer ze binnen mijn leeftijdscategorie vallen.
“Psychotisch, ernstig depressief of suïcidaal; het doet mij veel wanneer ik merk hoeveel zorg en verdriet dat bij de patiënt en familie veroorzaakt.”
Gelukkig kunnen we intern goed bij elkaar terecht. Zo heb ik naast de wekelijkse supervisie ook een tweewekelijkse mentoraat. Binnen een veilig klimaat kunnen we onder geheimhouding alles met elkaar bespreken. Bovendien is het contact met mijn collega’s wel zo goed dat we ook onderling onze emoties met elkaar kunnen delen.
Elkaar op de hoogte houden
Naast de samenwerking met mijn directe collega’s verloopt ook die met andere zorgverleners soepel. Ongeacht of het nu gaat om een psychiater, sociaal-psychiatrisch verpleegkundige of casemanager. Ik merk dat behandelaren die verwijzen het prettig vinden wanneer wij ze op de hoogte houden. Zij kennen de patiënt vaak al langer en weten wat wel of niet werkt.
Het overleg met andere zorgverleners en familie van patiënten levert vaak goede en lange gesprekken op. Dat betekent dat we ook veel moeten registreren, waarbij ik het belangrijk vind dat dit goed gebeurt. Enerzijds om beleid te borgen, anderzijds ook om de bewoordingen van een patiënt goed te gebruiken. Toch kost het registreren de nodige tijd. Soms ben je veel aan het typen terwijl je die tijd ook kunt besteden aan patiënt of familie.
Psychiatrie en somatiek samen
De registratie gebeurt in het elektronisch patiëntendossier HiX, waar de patiënt zelf bijna alles kan lezen. Dat zorgt ervoor dat ik soms voorzichtig ben met hoe ik iets opschrijf. Ik vind dat je open moet zijn, maar soms is het lastig om overwegingen te noteren nog voordat er überhaupt een diagnose is. Wanneer ik over een psychische stoornis schrijf, interpreteert de patiënt dat mogelijk alsof zijn of haar persoonlijkheid gestoord is. Zo’n formulering kan dus ontzettend naar overkomen.
Tijdens het overleg met collega’s en andere zorgverleners kun je veel van elkaar leren. Zo werd ik laatst tijdens een nachtdienst gebeld door een collega van de Spoedeisende Hulp, die twijfelde over het psychiatrische beeld van een patiënt. Hoewel psychiatrie en somatiek nog wel eens los van elkaar worden gezien, hebben wij geprobeerd onze bevindingen zo goed mogelijk op elkaar te laten aansluiten. Het is volgens mij goed om de mens als totaal te zien.”
* Omwille van privacy zijn namen en herkenbare details aangepast.