Een huisarts over het doolhof van de GGZ

Voor deze huisarts (man, 62) blijkt het vaak een heel gevecht om voor patiënten met complexe problematiek een goede behandelplek te vinden. Dit geldt met name als patiënten niet passen in de vastomlijnde diagnosevakjes en behandeltrajecten van de GGZ.

“Als je iemand verwijst krijg je nogal eens terug dat instellingen niks met deze patiënt en deze problematiek kunnen. Nu kan ik me wel voorstellen dat men niet altijd de juiste expertise in huis heeft. Bij lichamelijke klachten wordt in zo’n geval netjes doorverwezen, maar de GGZ schuift het probleem veelal terug op het bordje van de huisarts.

GGZ-instellingen zijn terughoudend omdat ze bang zijn om met ‘moeilijk behandelbare’ patiënten te blijven zitten. Een eventuele plek vinden voor vervolgbehandeling bij een collega-instelling is ook veel moeilijker geworden. Die terughoudendheid is wellicht ook ingegeven door de huidige marktwerking, waarbij instellingen afgerekend worden op resultaat en kortere behandelduur.

Dat leidt regelmatig tot schrijnende situaties. Ik denk dan meteen terug aan een jonge vrouw uit mijn eigen praktijk. Dat begon negen jaar geleden – zij was toen twaalf of dertien en is nu dus begin twintig. Ze heeft verschillende zelfmoordpogingen gedaan en automutileert nog steeds. Haar diagnose bewoog zich van ‘negatief zelfbeeld en faalangst’ en ‘levensfaseproblemen bij hoog-sensitiviteit’ naar ‘dysthymie en borderline’.

Betrokkenheid

Keer op keer kon ze niet geholpen worden, omdat ze niet in de hokjes van de GGZ paste. Ik had en heb intensief contact met haar, omdat ik haar en haar familie ook uit andere sociale contacten ken. Dat geeft een extra betrokkenheid. Als huisarts probeer ik vooral een vertrouwenspersoon te zijn, waar mensen altijd terecht kunnen. Maar je hebt je beperkingen en kunt geen directe zorg geven. In de loop der jaren heb ik uren aan de telefoon gezeten met behandelaren en telkens moeten vechten om een goede plek te vinden.

Vervolgens was het voor mij als huisarts uitermate frustrerend om jaar in jaar uit geen behandelverslagen te krijgen. Deze jonge vrouw heeft verschillende malen zelf aan haar behandelaren gevraagd of zij mij ook een voortgangsverslag wilden sturen. Dat vind ik eigenlijk niet te verteren. Ik begrijp ook wel dat het opsturen van voortgangsverslagen – met expliciete toestemming van de patiënt – extra werk is. En dat zorgvuldigheid rond privacy vereist is. Maar het is doorgeslagen.

Patiënt op straat gezet…

Ze belde een keer op: “wil je me helpen? Ik ben uit de inrichting gezet, heb voor de zoveelste keer de regels overtreden en nu moet ik eruit en ik mag pas over drie dagen terugkomen. Ik ben nu bij mijn ouders maar kan daar niet blijven.” Toen heb ik met mijn vrouw overlegd en heeft zij een paar nachten bij ons geslapen.

Ze was erg teruggetrokken. Ze kwam haar kamer niet af, at en dronk bijna niet en praatte nauwelijks. Ik heb de psychiater gebeld en gezegd dat ze bij ons was. Een belachelijke situatie. Ik zie het al in de krant staan: jonge vrouw moest een time-out vanuit de psychiatrische inrichting, is bij haar huisarts in huis gekomen en heeft daar zelfmoord gepleegd. Voor de psychiater was dat geen reden om haar beleid aan te passen, ‘regels zijn regels’ was de reactie.

                          “Ik zag het al in de krant staan:                          Jonge vrouw door huisarts in huis genomen pleegt zelfmoord.”

Het legde een zware druk, maar ik vond dat ik er niet onderuit kon om haar in huis te nemen. Ze is zo’n integer meisje, ze zou mij nooit in de problemen willen brengen. Maar ik was wel bang dat er wat zou gebeuren.

Baat

Ze woont nu zelfstandig, met begeleiding vanuit de psychiatrische inrichting. Ik heb niet de indruk dat zij in al die jaren in de psychiatrie ergens echt geholpen is. Men vindt haar eigenwijs en lastig. Ze heeft behandelingen niet opgepakt, maar dat was ook de leeftijd. Daar moet de psychiatrie mee om kunnen gaan, vind ik. Er wordt steeds weer gekeken naar de diagnoses, maar ik heb geen enkel rapport gezien waarin staat welke therapie geprobeerd is, en wat het effect daarvan was.

Ze vindt zichzelf waardeloos en voelt zich afgewezen, maar ik vind haar een heel intelligente vrouw. Ze wil graag voor anderen iets betekenen.

Uitzondering?

Ik begrijp dat dit verhaal misschien geen doorsnee verhaal is, en dat mijn betrokkenheid bij haar groter is dan bij andere patiënten. Dat kleurt mijn verhaal. Maar als huisarts heb ik al jaren ettelijke mailwisselingen en telefonisch contact met psychiatrische instellingen om patiënten goede zorg te bieden. Mijn zorgen over de psychiatrie gelden breed, en die gelden al heel lang.”