Layla* (28) werkt als verpleegkundige bij een kliniek waar mensen met een eetstoornis worden behandeld. Helaas komt het vaak voor dat patiënten dwangvoeding krijgen toegediend en voor Layla is dat telkens een nare ervaring. Toch heeft ze haar eigen manier gevonden om ermee om te gaan.
“Ik weet nog dat ik voor het eerst dwangvoeding moest geven en dacht: ‘Wat zijn we hier aan het doen? Wat gebeurt hier?’ Ik vond het echt verschrikkelijk en stond daar met tranen in mijn ogen. In zekere zin is het beter te verdragen wanneer een patiënt zich agressief gedraagt. Want als iemand onhandelbaar is en anderen schade berokkent, vind ik het niet meer dan logisch dat daarop gehandeld wordt. Maar patiënten met een eetstoornis richten enkel zichzelf schade aan. Ik ben me ervan bewust dat de hulp die ik bied, zorgen dat iemand tegen zijn zin tóch voeding binnenkrijgt, mogelijk traumatisch is. Dat raakt me.
Het juiste moment?
Als patiënten bij ons komen is hun ziekte al in een vergevorderd stadium. Iedereen krijgt de mogelijkheid om vrijwillig sondevoeding in te nemen. Iedereen start in eerste instantie met een opbouwschema om naar een voedingsadvies toe te werken. Hierin krijgt de patiënt altijd eerst de kans zelf iets te eten en te drinken. Als het niet lukt krijgt is er gelegenheid om nutridrink te drinken, hierna in vrijwillige sondevoeding en daarna pas dwangvoeding. Maar als iemand al lang niet heeft gegeten, zal het niet gauw gebeuren dat hij of zij dan plotseling overstag gaat. We kijken het altijd zo lang mogelijk aan, maar als iemand door zijn reserves raakt (en gevaarlijke bloed- en glucosewaardes krijgt) , wordt met dwangvoeding gestart.
Ik vind het lastig om te zeggen wat het juiste moment is. Het is inmiddels duidelijk aangetoond dat je je lichaam veel geweld aandoet door lange tijd niet te eten. Als waardes echt zakken, móet daarom dwangvoeding worden gegeven. Maar als je te vroeg begint, kom je in een welles-nietes strijd met de patiënt, want zij zal aangeven dat het nog niet nodig is. Dus die objectieve maatstaven zijn daarin belangrijk, ook om de dwangvoeding bespreekbaar te maken.
“Ik vind het belangrijk dat een patiënt te allen tijde
een zekere autonomie voelt.”
Je doet het samen
Ik heb voor mezelf een aantal strategieën ontwikkeld om beter met het hele proces om te gaan. Ten eerste vertel ik de patiënt altijd dat ik het zelf ook afschuwelijk vind. Ik laat duidelijk blijken dat het me als mens raakt dat ik over iemands eigen grens moet gaan. En dat ik dit het vreselijkste onderdeel van mijn vak vind. Dat schept een band, want dan doe je het samen. En natuurlijk, sommigen zijn boos. Maar dat is geen boosheid op mij, enkel op de situatie. Wat me ook helpt is me te richten op de langere termijn. Ik weet dat mensen hier beter van worden, dat ik ze een toekomst geef. Als iemand onder een bepaald BMI komt, kan diegene ook niet helder meer denken en dan is het aan mij als verpleegkundige om haar te helpen. Ook als dat in strijd is met haar behoeftes op dat moment. Want ik weet dat iemand mij uiteindelijk dankbaar zal zijn.
Eigen keuzes laten maken
Door dwangvoeding te geven, ontneem je iemand haar laatste stukje regie. Gelukkig hebben verpleegkundigen niet de taak om te beslissen of daartoe wordt overgegaan. Dat is aan de rechter en de psychiater. Maar ik ben wel degene die de patiënt en de ouders begeleidt. Vaak hebben ze nog veel vragen en ik probeer daar altijd de tijd en de rust voor te nemen. Die vertrouwensband is essentieel, want iemand moet zich door mij gesteund voelen. Binnen de hele kleine ruimte waarin een patiënt nog eigen keuzes mag maken, probeer ik haar te stimuleren steeds aan te geven waar ze behoefte aan heeft. Wil ze nog een gesprek? Wil ze dat we stil zijn tijdens het geven van de dwangvoeding of moet ik juist met haar praten? Moeten we haar ophalen uit haar slaapkamer of komt ze zelf naar de gang? Ik vind het belangrijk dat een patiënt te allen tijde een zekere autonomie voelt.
Een nieuwe toekomst
Het valt me op dat mensen met een eetstoornis vaak onnodig zieker worden doordat de wachtlijsten zo lang zijn en de communicatie tussen instellingen soms niet efficiënt is. Hoe langer je wacht met adequate hulp, hoe langer het herstelproces van een patiënt. Dat zou moeten veranderen, want ik zie soms echt schrijnende gevallen. Als ik hoor hoe het er bij andere klinieken aan toe gaat, realiseer ik me hoezeer ik het hier getroffen heb. Ondanks het leed waar we hier mee worden geconfronteerd, proberen we zo menselijk mogelijk te handelen en in te spelen op de behoeftes van patiënten en hun naasten. Uiteindelijk wens ik elke patiënt die hier komt een nieuwe toekomst en ben ik dankbaar dat ik daar een rol in mag spelen.”
* Vanwege privacyredenen zijn namen en details aangepast.