Ik bewaarde een innerlijke kracht en wist: daar komen jullie niet aan

Anna* (70) werd mishandeld, gepest en getreiterd door haar ouders. Toch had ze diep van binnen de kracht om zichzelf tegen het huiselijk geweld te beschermen. Jaren later vond ze de woorden om haar verhaal te vertellen. Verschillende therapieën hielpen daarbij. Ook haar werk in de GGZ bracht haar nieuwe inzichten. Ze vertelt haar verhaal omdat ze hoopt dat het anderen tot steun kan zijn.

“Ik ben opgegroeid met een broer, een oudere zus en drie jongere zussen. Vooral mijn broer en ik waren het mikpunt van huiselijk geweld. Door mijn vader werd ik lichamelijk verschrikkelijk geïntimideerd: slaan, schoppen, stompen en aan mijn haren en oren trekken. Terwijl mijn moeder me ook geestelijk geweld aan deed met pesterijen. Zo verpestte ze mijn favoriete wollen jurk door hem te heet te wassen, zodat ik hem niet aan kon naar een kooravond waar ik me op had verheugd.

“Met mijn fantasie wapende ik me tegen

het fysieke en geestelijke geweld.”

Mijn fantasie beschermde me

Met mijn fantasie wapende ik me tegen het fysieke en geestelijke geweld. ’s Avonds in bed liep ik in mijn hoofd mijn dag na en vulde hem opnieuw in zodat het een mooie dag werd. Om een voorbeeld te noemen: ik stond om zes uur op om boterhammen voor het gezin te smeren. Mijn moeder werd daar wakker van en stormde boos de keuken in. Later in bed stelde ik me voor dat ze binnen was gekomen en had gezegd dat ze het zo fijn vond dat ik was op gestaan om die broodjes te smeren.

Zussen kregen voorkeursbehandeling

Op een dag mocht mijn oudste zus intrekken bij een oom, omdat het bij ons thuis niet ging. Ze werd er verwend, kreeg mooie kleren en snoep. Ook een andere zus kreeg een voorkeursbehandeling. Van haar peetmoeder – naar wie ze was vernoemd – kreeg ze cadeaus, ze mocht er logeren wanneer ze wilde en later betaalde die peetmoeder ook haar rijbewijs. Pas veel later besefte ik hoe jaloers ik op beide zussen was geweest en hoe onrechtvaardig ik het vond dat zij dat allemaal kregen en ik niet.

Een hard kristal

Van binnen heb ik me altijd verzet tegen het huiselijk geweld van mijn ouders, waarschijnlijk was dat toen ook al aan me te zien. Ik denk dat ik hen met pure minachting aankeek terwijl ze me mishandelden. Ik bewaarde een innerlijke kracht en wist: daar komen jullie niet aan. Als een soort kristal dat ik met me meedroeg. Pas toen ik een jaar of 15 was, heb ik mijn moeder een keer teruggeslagen. Ze pestte me en sloeg me en ineens werd ik zo kwaad, dat ik haar met een gymnastiekschoen in het gezicht sloeg. Ik was bang dat mijn vader me daarom zou straffen, maar dat gebeurde niet. Achteraf realiseer ik me dat ik toen een grens heb gesteld. Mijn moeder was vanaf dat moment een stuk voorzichtiger.

“Voor het eerst kon ik voelen hoe boos ik op mijn ouders was.”

Reflecteren op het hele verhaal

Mijn broer, zussen en ik kregen later de diagnose posttraumatische stressstoornis. Therapie had ik voor het eerst op mijn 23e, omdat ik een angststoornis ontwikkelde. Via een vriendin van mijn vader, zij was destijds mijn steun en toeverlaat, kwam ik bij een therapeut. Bij hem voelde ik me veilig en leerde ik te praten over wat ik had meegemaakt. Rond mijn 40e kon ik reflecteren op het hele verhaal. Ik gebruikte toen voor het eerst het woord ‘mishandeling’. Direct dacht ik: dat kan niet, ik kan niet zeggen dat mijn ouders me mishandeld hebben. De gedachte liet me echter niet los en ik besloot het in therapie uit te zoeken.

Voor het eerst voelde ik de boosheid

In totaal heb ik vier keer therapie gehad en er is geen therapie waarvan ik denk dat het me niet geholpen heeft. De laatste keer koos ik voor schematherapie. Dat hielp me een onderscheid te maken tussen mijn volwassen ik en het kind in mij en hoe ik mijn emoties daarin kan plaatsen. Voor het eerst kon ik voelen hoe boos ik op mijn ouders was. Om de stukken die ze me afgepakt hebben, om de manier waarop ze me opgevoed hebben. Om de wijze waarop ze wat ik wilde niet respecteerden en me als gek bestempelden. Wat me ook helpt is beeldend verwerken. Door te schilderen kan ik het een vorm geven.

Werken in de GGZ

Mijn vader hield mij telkens voor dat ík degene was die gek was; hij noemde me zelfs een pathologische leugenaar. Ergens wist ik wel dat er niks van klopte en ik wilde ontdekken hoe het dan wél zat. Mede daarom heb ik twintig jaar in de GGZ gewerkt en daar leerde ik ontzettend veel. Ik werkte onder andere met getraumatiseerde vrouwen. Wat ik mooi vond, was dat zij voelden dat ik ervaringsdeskundige was. Ook al hadden we het niet over mij, want het ging over hen. Ik vroeg me ook af waarom zij in (poli)klinische therapie zaten en ik niet en besefte dat ik mezelf op de één of ander manier altijd had beschermd. Die kracht diep van binnen, dat harde kristal. Daarom heb ik me nooit uitgeleverd aan het geweld dat mij werd aangedaan.

Steun en inspiratie voor anderen

Met een heel lage dosering van een antidepressivum ben ik verlost van de nachtmerries en dat helpt me geweldig. Al vele jaren ben ik heel gelukkig met mijn vrouw. Op allerlei manieren heb ik me verdiept in mijn eigen verhaal en inzichten opgedaan wat betreft de GGZ in het algemeen. Ook doe ik nu een master om mijn kennis te verbreden en verbanden te leggen waarin ik ook mijn eigen ervaringen kwijt kan. Langzamerhand weet ik dat ik mijn verhaal niet op kan lossen, maar dat ik ermee moet leven. Ik hoop dat mijn verhaal anderen tot steun kan zijn en wellicht inspireert om op te staan en iets met hun eigen verhaal te doen. Voor mezelf heb ik dat waargemaakt.”

*Omwille van privacy zijn namen en herkenbare details aangepast.