Sommige dingen kun je niet alleen doen

Martijn was elf jaar oud toen hij werd opgenomen voor anorexia. Ondanks de goede hulp die zijn behandelaren hem gaven, sloot die niet altijd aan bij wat hij nodig had.

“Als kind was ik al geen grote eter en daarom aan de lichte kant. Ik ontwikkelde geen anorexia omdat ik mezelf te zwaar vond, maar wilde afvallen omdat ik het een kick vond om mijn grenzen steeds verder te verleggen. Tot het te ver ging en mijn ouders bezorgd raakten over mijn eetpatroon. Ze zagen in dat ik hulp nodig had, en meldden me aan voor een opname in een kliniek voor eetstoornissen.

Opname

Daar merkte ik dat de behandeling niet altijd aansloot bij wat ik nodig had. Meiden tussen de veertien en zeventien jaar waren er het meest vertegenwoordigd en op die doelgroep richtten de hulpverleners ook de behandeling. Daardoor viel ik als elfjarige jongen wel eens buiten de boot. We kregen bijvoorbeeld niet veel ruimte om te bewegen, en na het eten moesten we altijd een uur blijven zitten. Als we ons netjes gedroegen mochten we een kwartiertje naar buiten. Dat was niet genoeg voor mij, als jongen heb ik veel beweging nodig om goed in mijn vel te zitten. Ik vind het jammer dat mijn hulpverleners vooral keken naar wat goed was voor de gemiddelde cliënt, en vergaten te kijken naar wat ik nodig had als persoon.

Dat was niet het enige wat ik moeilijk vond aan de opname. Zo kwam ik op een punt dat ik de controle uit handen moest geven. Ik bleef weinig eten, dus mijn behandelaren moesten ingrijpen. Ze besloten over te gaan op dwangvoeding. Ze hielden mij vast en deden een sonde in mijn keel. Het kwam wel eens voor dat ze daar niet genoeg ervaring mee hadden en de sonde verkeerd inbrachten, wat veel pijn deed. Ik verzette me wel, maar op dat moment luisterden ze niet naar me. Ik dacht dat ik zelf nog kon bepalen wat ik at, en vond het moeilijk om daar zelf niet meer over te mogen beslissen. Als de behandeling dan ook nog pijn doet, dan is dat extra naar. Pas achteraf kon ik mijn verhaal aan ze kwijt en hielden ze rekening met me.

“Ik was natuurlijk niet helemaal mezelf,

maar ik was ook geen klein kind.”

Steun

De meeste mensen reageerde begripvol op mijn situatie. Dat had ik nodig, want in de kliniek was ik wel eens eenzaam. Ook al kon ik goed met mijn behandelaars praten, ik miste de aansluiting met gelijkgestemden, als enige jongen en de jongste van de groep. Toen ik mijn verhaal deelde met mijn omgeving was ik daar misschien een beetje naïef in, en zag ik niet aankomen dat ze het vaak doorvertelden aan anderen. Binnen de kortste keren wisten een hoop mensen wat ik mankeerde. Daar schrok ik wel een beetje van. Aan de andere kant vond ik het fijn, want niemand vroeg waar ik was geweest toen ik weer terugkeerde naar school. Ik kon de draad gewoon weer oppakken. Mijn klasgenoten reageerden begripvol en leefden met me mee. Ze vonden mij niet gek, maar ze vonden het knap dat ik het allemaal had doorstaan.

Dat is mede dankzij mijn ouders. We hadden vaak ruzie over mijn ziekte. Toch waren zij er voor me, zoals niemand anders dat kon. Mijn behandelaar maakte bijvoorbeeld van mijn ontbijt een punt. Mijn ouders wisten dat ik bij mijn ontbijt niet heel veel at, ook niet voor mijn ziekte. Naar mij luisterde de psychiater niet, maar wel naar mijn ouders. Ze zeiden tegen hem dat het beter voor me was als we terug zouden gaan naar wat normaal was voor mij, in plaats van mij te dwingen om iets tegen mijn natuur in te doen. Ze kwamen voor me op, toen ik dat zelf niet meer kon.

Niet iedereen reageerde op een helpende manier. Bij sommige mensen kreeg ik het gevoel dat ze me zielig vonden. Ze gaven me complimentjes en cadeautjes als ik uit mezelf at. Daardoor raakte ik niet gemotiveerder om te eten. Natuurlijk was ik niet helemaal mezelf, maar ik was ook geen klein kind. Ik hoorde over andere mensen die waren hersteld van anorexia. Ik wist dat ik dat ook kon, en gewoon moest leren omgaan met mijn ziekte.

Hulp ontvangen

Het is al weer vier jaar geleden dat ik werd opgenomen en het is me gelukt. Ik kan weer normaal met eten omgaan en het gaat goed met me. Ook al kon de behandeling beter, ik heb er ook een hoop van geleerd. Bijvoorbeeld om hulp te ontvangen. Uiteindelijk moest ik het zelf doen, maar het was ook wel eens goed om de controle uit handen te geven. Sommige dingen kun je niet alleen doen.”

*Omwille van privacy zijn namen en herkenbare details aangepast.